De afgelopen vijf jaar is het aantal Nederlanders dat de diagnose kanker kreeg, minder hard gestegen dan daarvoor. In 2015 kregen bijna 105 duizend Nederlanders de diagnose kanker: ruim driehonderd meer dan in 2014.
Dit blijkt uit voorlopige cijfers uit de Nederlandse Kankerregistratie, die het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) bekend maakt ter gelegenheid van Wereldkankerdag. In 1990 werden nog 58 duizend nieuwe patiënten geregistreerd. De afgelopen 25 jaar is dit aantal fors gestegen maar de laatste vijf jaar is de stijging veel langzamer: voorheen was de stijging 3 tot 4 procent per jaar, sinds 2011 is het nog geen 1 procent per jaar.
De meest voorkomende kankersoorten in Nederland zijn darmkanker (15.550), huidkanker (14.740) en borstkanker (15.450). De verschillen in incidentie en overleving tussen de kankersoorten blijven groot. Net als 2014 laat 2015 een groot aantal nieuwe gevallen zien van darmkanker. In 2014 is het bevolkingsonderzoek naar darmkanker gestart. De stijgingen zitten in de leeftijdsgroepen die worden uitgenodigd voor dit bevolkingsonderzoek.
Primaire tumor onbekend
Ieder jaar krijgen tweeduizend patiënten de diagnose ‘primaire tumor onbekend’ (PTO). Zij hebben uitgezaaide kanker terwijl de primaire tumor onbekend blijft. Daardoor is het moeilijk de beste behandeling te kiezen. Twee op de drie patiënten blijft onbehandeld. De onzekerheid over het verloop van hun ziekte is voor deze patiënten groot. De helft van de patiënten overlijdt binnen twee maanden en de overleving na een jaar is nog geen 20 procent. “Daarmee heeft deze groep de slechtste kans op overleving van alle vormen van kanker in Nederland”, aldus het IKNL.
Mannen krijgen vaker kanker (54.650) dan vrouwen (50.350). De laatste jaren daalt het aantal mannen met longkanker. Het aantal vrouwen met longkanker stijgt daarentegen. Het verschil tussen mannen en vrouwen wordt bij longkanker steeds kleiner. Inmiddels zijn er alleen boven de 65 jaar meer mannen met longkanker dan vrouwen. Vijf jaar geleden lag de grens bij zestig jaar (en over vijf jaar zal die bij zeventig jaar liggen).
Vergeleken met andere Europese landen is in Nederland kanker debet aan een groot percentage van alle sterfgevallen. Dit komt niet door lagere overlevingskansen van kankerpatiënten, maar relatief lagere sterfte aan andere oorzaken. Zo is de sterfte aan hart- en vaatziekten in Nederland de afgelopen decennia zeer sterk gedaald, waardoor er inmiddels meer mensen overlijden aan kanker dan aan hart- en vaatziekten. In veel Europese landen is de sterfte aan hart- en vaatziekten juist hoger dan aan kanker.