De gegevens die gemeenten ontvangen over mensen met een AWBZ-indicatie die overgaan naar de wmo, kloppen. Dat schrijft staatssecretaris Van Rijn vandaag in antwoord op vragen van Mona Keijzer (CDA) en Vera Bergkamp (D66). De Kamerleden stelden hun vragen naar aanleiding van een brandbrief die gemeenten deze maand schreven over de cijfers die gemeenten ontvangen van het ministerie.
In de brief signaleren de gemeenten de Bilt, Bunnik, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist samen met 29 zorgorganisaties dat er een groot verschil is tussen het totaal aantal AWBZ-klanten volgens informatiecentrum Vektis en het aantal mensen met een indicatie dat ook zorg declareert volgens het Centraal Administratiekantoor (CAK). “Hierin constateren wij een verschil van gemiddeld 30 procent en dit is voor ons onwerkbaar en onacceptabel.” De gemeenten en zorgorganisaties eisen in de brief voor eind september correcte en volledige cijfers van de staatssecretaris. Anders “willen wij niet meer garant staan voor een soepel verlopende transitie en transformatie en de daarmee gepaard gaande extra kosten.”
Vergelijking
Volgens Van Rijn klopt het dat de cijfers van Vektis en het CAK verschillen. Die verschillen zijn er volgens hem zelfs in alle gemeenten. Hij stelt dat de gegevens niet één-op-één vergeleken kunnen worden. “De belangrijkste reden is dat de beleidsinformatie inzicht geeft in een jaarperiode en de cliëntgegevens informatie geven over AWBZ-cliënten op een peildatum.”
Van Rijn heeft naar aanleiding van de brief analyses laten uitvoeren op de gegevens. Conclusie: de gegevens zijn in lijn zijn met de eerder verstrekte beleidsinformatie. Ook het aantal cliënten en indicaties van het CIZ komen volgens hem overeen met informatie die het CIZ eerder publiceerde.
Ondersteuning
De staatssecretaris heeft inmiddels een Informatiekaart Gegevensoverdracht gemaakt. Hierin wordt uitgelegd hoe verschillen kunnen worden verklaard. Bovendien, zo schrijft Van Rijn: “kunnen gemeenten bij de interpretatie en de verwerking van de gegevens ondersteuning krijgen van het Ondersteuningsteam Decentralisaties (OTD), wat het Rijk samen met de VNG heeft opgericht om gemeenten te ondersteunen.”
Late levering
Bergkamp en Keijzer stelden ook vragen over het feit dat het CAK pas in februari met nieuwe gegevens komt, terwijl gemeenten voor 1 oktober de contracten rond moeten hebben. Volgens van Rijn hoeft dit geen probleem te zijn. “Met de levering in februari 2015 wordt de overdracht van cliëntgegevens compleet gemaakt. In deze laatste levering zijn ook de cliënten opgenomen die in december 2014 een indicatiebesluit van het CIZ hebben ontvangen. In het kader van de contractering van zorginstellingen speelt deze informatie geen voorname rol.” Van Rijn adviseert gemeenten om zich bij de inkoop vooral te baseren op de beleidsinformatie die al in februari aan gemeenten is geleverd.