De huidige uitvoeringspraktijk in de verslavingszorg kent veel onduidelijkheden. Dat constateert het Zorginstituut Nederland. Omdat er weinig bekend is over welke behandelintensiteit het meest effectief is, staat lang niet altijd vast dat cliënten een juiste behandeling krijgen. Het Zorginstituut denkt dat cliënten vaker worden opgenomen dan medisch gezien noodzakelijk is.
Door het gebrek aan heldere criteria en richtlijnen voor behandeling is er volgens het Zorginstituut ruimte ontstaan voor nieuwe aanbieders in de verslavingszorg, terwijl deze niet altijd gepaste en bewezen effectieve zorg leveren. In 2008 werd de verslavingszorg vanuit de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet overgeheveld, met als uitdrukkelijk doel om nieuwe aanbieders een kans te geven en het quasi-monopolie van reguliere aanbieders te doorbreken.
De cijfers laten zien dat het marktaandeel van nieuwe aanbieders gestegen is ten koste van de reguliere aanbieders. Het budget van de laatste categorie liep tussen 2009 en 2011 terug van 465 miljoen euro naar 443 miljoen euro, terwijl de omzet van de nieuwe aanbieders steeg van van 21 miljoen euro naar 35 miljoen euro.
Sterk wisselend
Het Zorginstituut plaatst het Zorginstituut in het rapport ‘Verslavingszorg in beeld – alcohol en drugs’ nu grote vraagtekens bij deze ontwikkeling. In de praktijk bieden zorgaanbieders voor dezelfde patiëntengroepen wisselende behandelprogramma’s aan, waaronder directe opname met sterk wisselende duur, intensieve dagbehandeling met soms een bijzonder therapieaanbod of uitsluitend ambulante zorg. Omdat er weinig bekend is over welke behandelintensiteit voor welke cliënt het meest effectief is, staat lang niet altijd vast dat een cliënt het juiste behandelprogramma krijgt aangeboden.
Volgens het Zorginstituut zijn er sterke aanwijzingen dat cliënten vaak relatief zware behandelvormen krijgen aangeboden, zoals klinische opname of dagbehandeling, terwijl de richtlijnen anders voorschrijven. Ook ziet het Zorginstituut dat aanbieders in strijd met de regels dagbehandelingen in buitenlandse klinieken aanbieden. Dagbehandeling zonder interactie met de sociale omgeving van de cliënt valt volgens het Zorginstituut per definitie buiten het basispakket.
Onvoldoende onderscheid
Het Zorginstituut constateert daarnaast dat het onderscheid tussen behandeling, dagbesteding en dagstructurering bij opname in de praktijk onvoldoende duidelijk is, terwijl er wel verschillende tarieven worden gehanteerd voor deze prestaties. Die verschillen lijken voornamelijk gebaseerd op gemiddelde historische praktijkgegevens, aldus het Zorginstituut. Ook worden er nog geregeld therapieën aangeboden waarvan de effectiviteit niet bewezen is. Deze groep behandelingen zijn geen verzekerde zorg en kunnen daarom niet uit de basisverzekering worden vergoed. Het Zorginstituut raadt zorgverzekeraars aan de inventarisatie uit het rapport ‘Verslavingszorg in beeld’ bij de zorginkoop te hanteren.
In een reactie wijst branchevereniging GGZ Nederland er op dat binnen de reguliere instellingen bijna driekwart van de cliënten ambulant behandeld wordt, terwijl minder dan 1 procent uitsluitend klinische hulp kreeg. Daarbij wijst GGZ Nederland er op dat de klinische capaciteit vooral wordt ingezet om acute sociaal-medische problemen op te lossen, zoals is de toevloed van het aantal GHB-verslaafden en verslaafden met een psychische stoornis die ernstige overlast veroorzaken.
Voor wat betreft de kosteneffectiviteit van de verslavingszorg wijst GGZ Nederland op het onderzoek dat het RIVM vorig in opdracht van de secdtor heeft uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt volgens GGZ Nederland dat de reguliere verslavingszorg in Nederland kostenbesparend en kosteneffectief is. Als vervolg hierop laat GGZ Nederland nu onderzoeken welke behandelingen voor welke doelgroepen het meest effectief zijn en wat de maatschappelijk meerwaarde van de verslavingszorg is. Daarnaast werkt de sector samen met cliëntenorganisatie Het Zwarte Gat aan de ontwikkeling van zorgstandaarden voor alcohol- en opiatenverslaving.