BILTHOVEN - Voormalig minister Els Borst in haar tuin in Bilthoven. ANP MARCEL ANTONISSE
Bart van U., verdacht van de moord op oud-minister Els Borst, is tegen de zin van het Openbaar Ministerie in een eerdere strafzaak nooit behandeld voor waandenkbeelden en zijn angsten voor een islamitische terreuraanslag.
Het OM vraagt daarom maandagavond om een “grondig en breed onderzoek” naar de gang van zaken rond de moordverdachte en de justitiële aanpak. De man wordt behalve van de moord op Borst ook verdacht van de moord op zijn zus, die in januari in een woning aan de Oudedijk in Rotterdam om het leven is gebracht.
“Ondanks de grote zorgen die er waren over de persoon van de verdachte, is geen behandeling opgestart”, zegt het OM in Rotterdam. Ook is destijds geen DNA-materiaal bij de verdachte afgenomen.
Wapenbezit
Het Openbaar Ministerie in Rotterdam zegt in 2011 in een strafzaak wegens verboden wapenbezit te hebben aangedrongen op behandeling van de verwarde 38-jarige verdachte. Door een hoger beroep en het instellen van cassatie wist Van U. daaraan te ontkomen. Van U. werd in 2011 en 2012 vervolgd voor verboden wapenbezit. Hij werd in 2011 in Rotterdam aangehouden met onder meer een Walther-pistool en een SmIth & Wesson-revolver op zak.
Hij zei indertijd bij de behandeling van zijn zaak bang te zijn voor een islamitische aanval op Rotterdam, die volgens de verdachte elk moment zou kunnen plaatsvinden. Om die reden had hij zich bewapend.
Ggz-behandeling
De verdachte verzette zich volgens het OM heftig tegen psychische behandeling. Het OM in Rotterdam zegt dat het geval Van U. niet op zichzelf staat. Er zouden vaker verdachten een noodzakelijke ggz-behandeling weten te ontlopen. Nader onderzoek moet aantonen waar in de justitiële keten eventuele fouten zijn gemaakt. “We willen niets uitpoetsen, maar de vraag opwerpen of we fouten hebben gemaakt”, zegt een woordvoerster namens het OM.
In de zaak Van U. is volgens haar aangestuurd op een snelle behandeling op basis van psychiatrische rapporten.
Het gerechtshof veroordeelde hem in september 2012 wegens “een pertinente weigering mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek” tot drie jaar. Dat vonnis staat nog niet vast. De Hoge Raad heeft dat oordeel na cassatie terugverwezen naar het hof. (ANP)