De tarieven voor huishoudelijke hulp liggen vaak beduidend onder de kostprijs en faillissementen zijn aan de orde van de dag. Dit concludeert adviesbureau Berenschot in een onderzoek. Het bureau adviseert om de inzet van alfahulpconstructies door gemeenten te stoppen en de mismatch tussen tarieven en inschaling van personeel te verkleinen.
De tarieven voor huishoudelijke hulp zijn sterk gedaald sinds de invoering van de Wmo in 2007. Voor de cliënt is sindsdien het aantal uren hulp per week gemiddeld gezien gedaald en zijn de eigen bijdragen gestegen. De voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op hulp bij het huishouden zijn aangescherpt.
In ruim een kwart van de gevallen betalen gemeenten een uurtarief voor huishoudelijke hulp dat lager is dan de kostprijs. Op basis van loonkostenberekeningen en kostprijsonderzoek concludeert Berenschot dat de tarieven in de meeste gemeenten de bodem hebben bereikt en in een aantal gemeenten door de bodem zijn gezakt.
Berenschot adviseert gemeenten af te zien van alfahulpconstructies, aangezien deze “ten koste gaan van de arbeidsvoorwaarden van de hulpen in de huishouding.” Gemeenten die inzetten op alfahulpconstructies bezuinigen, volgens het adviesbureau, feitelijk op de arbeidsvoorwaarden van de ene inwoner om huishoudelijke hulp voor een andere inwoner beschikbaar te houden.
Doorgeschoten marktwerking
Wat personeelsbeleid betreft, adviseert Berenschot ActiZ en BTN, de belangrijkste brancheverenigingen voor aanbieders van huishoudelijke hulp, aan te dringen op een code verantwoordelijk marktgedrag. Zo’n code is sinds 2011 van kracht is binnen de schoonmaakbranche. Die kwam er als antwoord op de doorgeschoten marktwerking. Dit resulteert niet alleen in verbetering van de arbeidsverhoudingen, maar onder meer tot een grotere tevredenheid over de kwaliteit van het werk.
Dit jaar daalt het door Den Haag beschikbaar gestelde budget voor huishoudelijke hulp naar verwachting verder, als gevolg van de invoering van de Wmo 2015. Die gaat gepaard met aanzienlijke budgetkortingen. Gemeenten maken hierbij verschillende afwegingen, variërend van het beperken van het aantal uren per cliënt tot het uitsluitend beschikbaar houden van huishoudelijke hulp voor minima.
Berenschot verwacht dat gemeenten die sterk bezuinigen op de huishoudelijke hulp het risico lopen uiteindelijk duurder uit te zijn, wanneer de vraag naar duurdere vormen van zorg als individuele begeleiding toeneemt als gevolg van substitutie-effecten. Het bureau raadt gemeenten aan huishoudelijke hulp niet als geïsoleerde dienstverlening te zien, maar te combineren met andere vormen van persoonlijke ondersteuning, waaronder welzijn en de laag complexe persoonlijke verzorging.