De keizersnede wordt in Nederland weinig toegepast in vergelijking met andere landen in Europa. Dat blijkt uit een nieuw onderzoek van Euro-Peristat, een Europees samenwerkingsverband bedoeld om de perinatale gezondheidszorg in Europa in kaart te brengen.
Uit het onderzoek van Euro-Peristat blijkt dat er grote verschillen zijn in het aantal keizersneden tussen de Europese landen. Het aantal keizersneden in de onderzochte landen loopt uiteen van 15 tot 52 procent.
In Nederland wordt de keizersnede bij 17 procent van de bevallingen toegepast. Volgens professor Jan Nijhuis, hoofd van de afdeling Gynaecologie en Obstetrie van het Maastricht UMC+, en een van de mede-auteurs van het Peristat-artikel, is dat relatief lage cijfer alleen maar gunstig.
Geen consensus
Volgens het Maastricht UMC+ betekenen de verschillen in Europa dat er geen consensus bestaat over de best practices in de verloskunde. Verder wetenschappelijk onderzoek is nodig om de achtergronden van de geconstateerde feiten te verklaren, stelt het medisch centrum. Daarbij moet vooral gekeken worden naar verschillen in beleid en richtlijnen, verschillen in de structuur en de financiering van de gezondheidszorg, en verschillen die er bestaan in de manier waarop aanstaande ouders en zorgprofessionals aankijken tegen de zorg rondom de bevalling.
Cultuur
Prof. dr. Jan Nijhuis: “Het is goed dat wij horen bij de landen met een laag SC-percentage. Maar dit zegt niet alles over de kwaliteit van de verloskundige zorg. In Nederland hebben we immers nog altijd een redelijk hoge babysterfte. In Noorwegen heeft men een lage babysterfte en een laag SC-percentage. Het gaat waarschijnlijk vooral om culturele verschillen. In Nederland hebben we ook goede eerstelijnszorg en dat helpt natuurlijk ook, want als je thuis bevalt, hoort een keizersnede niet tot de mogelijkheden. Vaak wordt gedacht dat een keizersnede veiliger is voor de baby, maar dat is nooit aangetoond. Toch zie je vaker dat ouders, zonder medische reden, kiezen voor een keizersnede. Dergelijke verzoeken worden ook in Nederland steeds vaker gehonoreerd.”
“De cijfers die aan het licht zijn gekomen, werpen allerlei vragen op”, zegt ook dr. Ashna Hindori-Mohangoo, die de dataverzameling vanuit TNO in Nederland coördineerde. “Waarom zijn de verschillen in de gegroeide klinische praktijk zo groot tussen de onderzochte landen? Als we antwoord hebben op die vraag, kan er gewerkt worden aan een soort best practice, om de perinatale zorg voor moeder en kind binnen Europa te optimaliseren.”