Vanaf 2013 is het scheiden van wonen en zorg stapsgewijs ingevoerd. Uit onderzoek van marketingbureau USP in 2013 bleek dat ouderen geen zicht hadden op de gevolgen. Twee jaar na invoering blijkt dat hier weinig verbetering in is gekomen.
In 2013 zei 7 procent van de senioren enigszins bekend te zijn met de maatregel van het scheiden van wonen en zorg. Dit percentage is weliswaar iets gestegen, naar 12 procent, maar gezien de veranderingen die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden en de publieke aandacht die ervoor geweest is, is dit slechts een kleine stijging te noemen, zo maakt USP bekend.
Geen mening
Wanneer vervolgens de bedoeling van het scheiden van wonen en zorg aan de respondenten wordt uitgelegd, geeft 8 procent aan hier positief tegenover te staan, 20 procent is negatief. Dit tegen 25 procent positief en 9 procent negatief in 2013. Het belangrijkste is echter dat 60 procent er geen mening over heeft.
Dit toont volgens USP aan dat de senioren de consequenties van het beleid slecht voor zichzelf kunnen overzien. De senioren die positief zijn, zien in dat het beleid zal leiden tot meer keuzevrijheid en verantwoordelijkheid over de eigen situatie. Ouderen met een negatieve houding noemen vooral de ingewikkeldheid en de administratieve rompslomp als bezwaar tegen het beleid.
Rol van de kinderen
Bij het laatste onderzoek heet USP ook de kinderen van senioren ondervraagd. De onbekendheid blijkt bij deze groep (35-55 jaar) nog groter te zijn. Slechts 7 procent is bekend met het scheiden van wonen en zorg. Dit terwijl maar liefst 82 procent zegt een rol te spelen of te gaan spelen bij de oriëntatie en beslissing rondom afname van zorg voor hun ouders.