Van de werkenden in de (semi)publieke sector heeft 60 procent momenteel de baan van zijn dromen. Dit blijkt uit een representatief onderzoek van TNS Nipo onder 560 werkenden in de overheid, het onderwijs, de zorg & welzijn en cultuur.
Over het algemeen is de gemiddelde medewerker in de publieke sector erg tevreden met zijn of haar huidige baan. Gemiddeld beoordelen zij hun met een rapportcijfer 7,5. Van alle respondenten is 46 procent zelfs zó tevreden, dat zij huidige baan willen behouden ook al hadden ze één laatste kans om van baan te wisselen. Degenen die wel van baan willen wisselen, blijven graag in de (semi)publieke sector werken. Naast een baan als boswachter, psycholoog of arts wordt ook de functie van verpleegkundige vaak genoemd. Vroeger wilden de meesten van hen vroeger verpleegkundige, leraar of dierenarts worden.
Werksfeer, werkzaamheden en omgang met collega’s blijken de belangrijkste ‘zachte’ vereisten voor een baan in de publieke sector. Daarnaast hechten werknemers veel waarde aan hun eigen ontwikkeling; 83 vindt dit (zeer) belangrijk. Over de rol van de afdeling HRM in hun ontwikkeling is slechts 30 procent van de respondenten (zeer) tevreden. 1 op de 5 is zelfs zeer ontevreden. 71 Procent kan in de huidige baan structureel waarde aan zichzelf toevoegen en maar liefst 82 procent kan in het werk iets betekenen voor de maatschappij.
Inspirerend
Ruim driekwart van de werkenden in de publieke sector voelt zich op zijn of haar plek. Opvallend is dat bijna een kwart van de medewerkers zichzelf volgend jaar niet in dezelfde functie ziet werken. Dit heeft wellicht te maken met het feit dat bij 1 op de 3 medewerkers de huidige functie niet overeenkomt met de functie die ze ambiëren. 65 Procent van de medewerkers in de publieke sector kan op dit moment het beste uit zichzelf halen en iets meer dan de helft vindt zijn of haar werkomgeving inspirerend.
Op de vraag wie er verantwoordelijk is voor ontwikkeling, antwoordt 57 procent dat de verantwoordelijkheid bij zichzelf ligt en 43 procent bij de werkgever. Medewerkers vinden ‘flexibiliteit in het uitvoeren van werkzaamheden’ en ‘krijgen van ruimte tot het nemen van eigen initiatief’ de belangrijkste aspecten voor hun ontwikkeling. Bovenal willen werknemers dat hun werkgever vaker stilstaat bij hun ontwikkeling. Nu gebeurt dit in de meeste gevallen eens per jaar of helemaal niet, terwijl ze dit het liefst eens per half jaar zouden willen.