De hartcentra van het St. Antonius Ziekenhuis Utrecht/Nieuwegein en het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam gaan de komende jaren intensief samenwerken op het gebied van onderzoek naar hart- en vaatziekten. Met het oog hierop tekenden de beide raden van bestuur recent een vijfjarige overeenkomst.
De samenwerking spitst zich toe op onderzoek en behandeling van hartritmestoornissen en vaatafwijkingen van de aorta, in een later stadium zal de samenwerking zich gaan uitbreiden naar andere ziektebeelden. “Ik denk dat de laatste jaren overduidelijk is geworden dat samenwerken in onderzoek cruciaal is”, zegt bestuursvoorzitter Marcel Levi van het AMC. “AMC en St. Antonius vullen elkaar goed aan op het gebied van onderzoek naar hart- en vaatziekten, dus wij verwachten veel van deze samenwerking.”
Als één van de grootste hartcentra van Nederland brengt het St. Antonius een ‘schatkamer’ vol relevante onderzoeksgegevens in, in de volle breedte van de specialismen cardiologie en hartchirurgie. Door samen te werken met het AMC kan het St. Antonius de huidige eigen onderzoeksinspanningen verder uitbreiden en verdiepen. “Naast patiëntgebonden studies verricht het AMC fundamenteel onderzoek, bijvoorbeeld op cel- en moleculair niveau en naar de genetische achtergrond van ritmestoornissen,” licht hartchirurg Bart van Putte van het St. Antonius toe. “Door die verdieping en de schaalvergroting, maar ook door samen doelen te stellen en resultaten te delen, kunnen we onze patiënten steeds betere zorg bieden én ook internationaal een wezenlijke bijdrage blijven leveren. Die ambitie leeft in beide centra.”
Volksziekte
De samenwerking richt zich in de eerste fase vooral op onderzoek naar de diagnostiek en behandeling van vaatafwijkingen aan de aorta, hartritmestoornissen (boezemfibrilleren) en hartritmechirurgie. “Boezemfibrilleren kan inmiddels een volksziekte genoemd worden”, aldus cardioloog Lucas Boersma van het St. Antonius. “In Nederland lijden bijna 350.000 mensen aan deze ritmestoornis. Door de vergrijzing verdubbelt dat aantal de komende jaren. Onderzoek naar de optimale behandeling van boezemfibrilleren behoort in beide ziekenhuizen tot de speerpunten.”