Het aantal patiënten dat zonder een classificeerbare aandoening in de generalistische en specialische geestelijke gezondheidszorg (ggz) zit is 14 procent. Tot die conclusie komen onderzoekers na een analyse van de symptomen die patiënten melden bij hun intake.
Aanleiding voor het onderzoek van M. W. Kloos, B.G. Tiemens en G.J.M. Hutschemaekers was een eerder onderzoek, Nemesis-2, waaruit bleek dat 40 procent van de patiënten in de ambulante ggz in de voorgaande 12 maanden geen psychische aandoening had die viel binnen het kwalificatiesysteem DSM-IV.
Een DSM-IV-classificatie van de klachten van een patiënt is een voorwaarde voor het starten van verzekerde ggz. Uit het onderzoek blijkt dat bij intake 14,3 procent van de patiënten klachten had die niet voldeden aan de DSM-IV-criteria voor een aandoening. De uitkomsten zijn volgens de onderzoekers vergelijkbaar voor generalistische en specialistische ggz.
Bij aanmelding in de generalistische ggz had 56,5 procent en in specialistische ggz 70,9 procent van de patiënten een hoge tot zeer hoge score op klachten en disfunctioneren. De proportie patiënten met een DSM-IV-diagnose liep op van 52,9 procent van patiënten met een subklinische score tot 94,8 procent van patiënten met een zeer hoge totaalscore. Ook de voorspellers van een subklinische totaalscore waren vergelijkbaar voor de generalistische en specialistische ggz.
De groep patiënten zonder DSM-IV-diagnose in de specialistische ggz is klein, stellen de onderzoekers daarom. De meeste patiënten in de generalistische en specialistische ggz rapporteerden ernstige klachten en symptomen. Klachten van patiënten met een lagere totaalscore in zowel de generalistische als de specialistische ggz waren met name stressgerelateerd, zo meldt Tijdschrift voor Psychiatrie naar aanleiding van het onderzoek.