De meeste aanbieders in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking schrijven op een onderbouwde manier psychofarmaca voor, waardoor onnodig gebruik van medicatie wordt voorkomen. Bovendien zet de helft van de zorgaanbieders stappen om het gebruik verder terug te dringen.
Dit concludeert de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op basis van een onderzoek bij veertig grote en kleine instellingen in de gehandicaptenzorg.
Minister Hugo de Jonge (VWS) heeft de Tweede Kamer middels een brief op de hoogte gesteld van de resultaten van het IGJ-onderzoek. “In het veld zijn goede stappen gezet in het bewust gebruiken van psychofarmaca”, schrijft De Jonge. “Dit draagt zeer zeker bij aan de ambitie om het oneigenlijk psychofarmacagebruik terug te dringen naar nul.”
Cliënten in de gehandicaptenzorg krijgen geregeld en langdurig psychofarmaca. De werkzaamheid is echter beperkt en de bijwerkingen zijn aanzienlijk. Cliënten kunnen door de medicatie suf worden en bijvoorbeeld een hogere bloeddruk krijgen of overgewicht. Daarnaast is er een verhoogd risico op vallen, beroerte en longontsteking. Binnen de gehandicaptenzorg is een aantal zorgaanbieders daarom bezig om het gebruik van psychofarmaca te beperken.
Dertig van de veertig zorgaanbieders schrijven op een onderbouwde manier psychofarmaca voor, constateert de IGJ. “We zien dat artsen, verpleegkundig specialisten en apothekers de rol van cultuurdrager innemen om het belang van onderbouwd voorschrijven in de organisatie uit te dragen”, zegt Korrie Louwes, hoofdinspecteur van de inspectie.
De cliënt of diens vertegenwoordiger is een belangrijke partij in het gesprek met zorgaanbieders over het nut en de noodzaak van nieuwe en bestaande psychofarmaca, ziet de inspectie. Als een medicijn niet werkt of als de afbouw daarvan negatieve gevolgen heeft, nemen aanbieders passende stappen om aan te sluiten bij de behoeften en wensen van de cliënt.
Terughoudend
Bij een aantal zorgaanbieders gaat het onderbouwd voorschrijven van psychofarmaca minder goed. Bij drie zorgaanbieders zag de inspectie terughoudendheid om te werken aan de mogelijke afbouw van psychofarmaca. De verplichte medicatiebeoordeling, waarbij een apotheker en een arts jaarlijks gezamenlijk de medicatie van alle cliënten evalueren, gebeurde bij tien zorgaanbieders niet. Zeven van de veertig bezochte zorgaanbieders moeten binnen vier maanden aantonen dat zij alsnog aan de relevante normen voldoen.
Er bleken wat betreft het psychofarmacabeleid geen significante verschillen in de omvang van de zorgaanbieder of de plaats waar de zorgaanbieder is gevestigd. Zorgaanbieders die gespecialiseerd zijn in bepaalde vormen van aandoeningen, zoals epilepsie of het syndroom van Prader Willi, scoren gemiddeld beter.
Ondersteuning
Voor het terugdringen van het gebruik van psychofarmaca zoeken aanbieders ondersteuning bij externe partijen, zoals Vilans of het instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM). Ook maken zij specifiek beleid om psychofarmaca terug te dringen. Vijf zorgaanbieders doen in dit kader, samen met universiteiten, aanvullend wetenschappelijk onderzoek naar het gebruik en de effecten van psychofarmaca. De resultaten van ‘doe-het-zelf-organisaties’ lijken achter te blijven bij die van de aanbieders die bij het terugdringen van oneigenlijk psychofarmacagebruik door derden worden gecoacht. Zorgelijk, noemt De Jonge dit in zijn brief aan de Tweede Kamer. “Kennelijk lukt het niet iedereen om op eigen kracht de omslag te maken naar het minder inzetten van psychofarmaca.”
Onderbouwd voorschrijven helpt bij het succesvol afbouwen van medicijngebruik. Onderbouwd voorschrijven begint wat de inspectie betreft bij het in beeld brengen van het gebruik van psychofarmaca en specifieke scholing over psychofarmaca. Ook verbetering van de dossiervoering kan bijdragen aan het verbeteren van onderbouwd voorschrijven. Door het gebruik van een medisch cliëntdossier naast een cliëntdossier is bij zorgaanbieders te vaak geen integraal beeld over het voorschrijven en afbouwen van psychofarmaca, aldus de IGJ.