De jacht op nieuwe lucratieve blockbusters door big pharma drijft de medicijnprijzen buitensporig op. Dat stelt zorgbestuurder en bijzonder hoogleraar Mark van Houdenhoven in het juninummer Skipr magazine. In dit spel gaan fabrikanten en aandeelhouders tot de pijngrens van de samenleving en dwingen ze bewindspersonen tot onmogelijke keuzes.
Van Houdenhoven, naast bestuurder van de Maartenskliniek bijzonder hoogleraar Economische bedrijfsvoering in de gezondheidszorg aan de Radboud Universiteit, komt tot zijn conclusie op basis van een reconstructie van de overnameperikelen rond het Belgische farmabedrijf Ablynx.
Dit bedrijf werd eind januari overgenomen door de Franse farmaceut Sanofi voor 3,9 miljard euro met een overnamepremie voor de Ablynx-aandeelhouders van 112 procent. Een eerder overnamebod van Novo Nordisk van 2,6 miljard euro met een overnamepremie van 44 procent werd door de aandeelhouders afgewezen.
De twee farmareuzen hebben volgens Van Houdenhoven gemeen dat het patent op hun belangrijkste geneesmiddelen komt te vervallen, terwijl ze zelf onvoldoende nieuwe middelen in de pijplijn hebben. Hier biedt Ablynx uitkomst. Hoewel het zestien jaar oude Belgische bedrijf nog geen geneesmiddel op de markt heeft gebracht en nog nooit winst heeft gemaakt, is het wel heel ver met de ontwikkeling van een nieuw medicijn tegen de zeldzame bloedstollingsziekte aTTP; Caplacizumab.
Met de groeiende belangstelling van de farmaceuten ziet Ablynx de commerciële potentie van het middel steeds rooskleuriger in. Eind 2016 schat CEO Edwin Moses de potentiële jaaromzet op 400 miljoen euro om een jaar later uit te komen op 800 miljoen euro. In februari van dit jaar is de verwachte omzet gestegen naar 1,2 miljard euro.
Monopolisme
Volgens Van Houdenhoven hebben deze bedragen niets te maken met veranderde patiëntaantallen of ontwikkelkosten, die hij voor Caplacizumab op circa 350 miljoen euro schat. Ze zijn terug te voeren op de inschatting van de monopolistisch tot stand gekomen prijs die nieuwe eigenaar Sanofi denkt te kunnen vragen. “Het enige dat voor aandeelhouders telt, is de maximaal realiseerbare prijs in de samenleving voor een zeldzame, zeer ernstige ziekte”, schrijft Van Houdenhoven in Skipr magazine.
Willingness to pay
“Anders gezegd het gaat om de willingness to pay. Omdat het aantal patiënten bekend is, is de marktprijs van een nieuw geneesmiddel de enige variabele waarmee de fabrikanten hun aandeelhouders tevreden kunnen houden. Ze gaan tot de pijngrens van de samenleving en bewindslieden moeten voor kleine, meestal dramatische en dodelijke ziekten onmogelijke keuzes maken. Die keuzes monden er in uit dat al te vaak de gevraagde prijs wordt betaald.”
In het geval van Caplacizumab gaat die in Europa uitkomen op 255.000 euro per patiënt per jaar, voorspelt Van Houdenhoven, een fractie duurder dan het veelbesproken, omstreden middel spinraza.
Opgeblazen biedingenstrijd
In zijn reconstructie heeft Van Houdenhoven kritische woorden voor het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFWZ), dat aandelen heeft in zowel Sanofi als Novo Nordisk. “Daarmee is dit fonds medeverantwoordelijk voor de opgeblazen maximale prijs die de Nederlandse samenleving binnenkort mag betalen voor Caplacizumab”, aldus Van Houdenhoven. “Een prijs die tot stand is gekomen in een disproportioneel opgeblazen biedingenstrijd.”
Winstmaximalisatie
PGGM, dat de PFZW-investeringen beheert, zegt zijn rol als maatschappelijk betrokken aandeelhouder serieus te nemen. “Als aandeelhouder willen we geen winstmaximalisatie ten koste van de zorg”, stelt Rogier Snijdewind, Senior Advisor Responsible Investment bij PGGM. “Geneesmiddelenfabrikanten nemen onverantwoorde risico’s als ze hun medicijnen te duur aanbieden. PGGM is er een voorstander van dat er rond de prijsstelling van medicijnen meer transparantie komt. De juiste prijs van een medicijn moet wat ons betreft de innovatiekracht van de farmaceut belonen, maar er zijn maatschappelijke grenzen aan de mate waarin een farmaceutische onderneming de gezondheids(zorg)winst (zoals de ‘vermeden’ hospitalisatiekosten) erin mag verdisconteren.”