De komende vijf jaar dreigt in veel regio’s in Nederland een tekort aan huisartsen te ontstaan. In het beste scenario ontstaat er een tekort in tien gebieden, in het slechtste is het tekort landelijk. De oorzaak is niet eenduidig, maar verschilt per regio. Dit vergt een gedifferentieerde aanpak.
Dat blijkt uit onderzoeken van Nivel en Prismant, gedaan in opdracht van het ministerie van VWS en huisartsenvereniging LHV, die eind december zijn gepresenteerd. In het minimumscenario, als de zorgvraag de komende jaren toeneemt met 0,9 procent, ontstaan tekorten in tien regio’s, maar vooral in Zeeland, de Achterhoek, Friesland, IJssel-Vecht, Drechtsteden en Noord-Holland Noord. In het maximumscenario, als de zorgvraag met 1,8 procent toeneemt, is er overal een tekort – behalve in Amsterdam en in Zuid-West Gelderland.
Werkdruk
Nivel en Prisman hielden een landelijke enquête onder elfhonderd praktijken. Naast de verwachte tekorten, blijkt dat de arbeidsmarktregio’s nu relatief weinig van elkaar verschillen wat betreft de capaciteit aan huisartsen en ondersteunend personeel per inwoner, de capaciteit gerelateerd aan de gedeclareerde kosten voor huisartsenzorg en de gemiddelde functiemix in de praktijken. De werkdruk en werklast wordt door heel Nederland als hoog ervaren. Alle praktijken hebben aan de ene kant te maken met een toenemende zorgvraag vanuit hun patiëntenpopulatie, en door de verschuiving van zorg van de tweede lijn en het sociaal domein naar de eerste lijn; en aan de andere kant moeite met het vinden van waarnemers, opvolgers, maten en ondersteunend personeel.
Waarnemers
“Er is op dit moment in Nederland sprake van een aanbiedersmarkt voor waarnemers”, stellen de onderzoekers. “Het praktijkhouderschap wordt door starters momenteel als niet aantrekkelijk beschouwd, en er is sprake van een sterk toenemende vraag naar huisartsenzorg en de daarmee gepaard gaande administratieve en organisatorisch lasten. Al deze factoren zorgen ervoor dat het bemensen van de huisartsenpraktijk als knelpunt wordt ervaren en er zorgen zijn over associatie en opvolging.”
De reden waarom dit in sommige regio’s nijpender wordt dan in andere, is niet eenduidig. Het heeft onder andere te maken met waar de partner van de huisarts werkt, met de mate van vergrijzing in een gebied of de hoeveelheid huisartsen die met pensioen gaan. Volgens Hans Gimbel, bestuurder van Huisartsenkring Noord-Holland Noord, heeft het te maken met de feminisering in het beroep. “Eén man die weggaat wordt door twee parttime werkende vrouwen opgevolgd. Er worden meer huisartsen opgeleid, maar dan heb je toch nog dubbele capaciteit nodig”, zo zegt hij in het Noord-Hollands Dagblad.
Wake-up call
Ella Kalsbeek, voorzitter van de LHV, noemt het rapport een ‘wake-up call’. “Als we op deze voet doorgaan, is straks niet langer iedere inwoner gegarandeerd van huisartsenzorg.” Volgens de LHV is snelle actie nodig. Ella Kalsbeek: “Er is een aanpak nodig op allerlei aspecten om te zorgen dat we overal voldoende dokters en goede huisartsenzorg weten te behouden. Die aanpak moet zowel regionaal als landelijk plaatsvinden, aangezien de oorzaken van de problematiek vaak ook landelijk zijn. Daar kunnen we niet langer mee wachten, want de problemen doen zich op sommige plekken nu al voor en binnen vijf jaar door nagenoeg het hele land.” Het ministerie voelt die urgentie ook, zo blijkt uit de begeleidende brief van Bruno Bruins bij de onderzoeken: “Dit rapport over de balans in vraag en aanbod onderstreept de noodzaak tot actie.”
Capaciteitsorgaan
De onderzoekers doen een aantal aanbevelingen. Naast het meer opleiden van meer huisartsen en ondersteunend personeel, zijn dat een verdergaande taakherschikking en het terugdringen van administratieve lasten. Het Capaciteitsorgaan moet meer rekening houden met de voorkeur voor parttime werken. De allocatie- en beloningsstructuur voor werken in de avond-, nacht- en weekenddiensten moet aangepast. Bovendien zou het kunnen helpen als huisartsen vroegtijdig kennis maken met gebieden waar grote tekorten worden verwacht, om zo te kijken wat de mogelijkheden voor partner en gezin kunnen zijn. Minister Bruno Bruins heeft aangekondigd om begin 2019 met de LHV in gesprek te gaan om te kijken hoe ze deze adviezen – naast wat er al afgesproken is in het bestuurlijk akkoord huisartsenzorg 2019-2022 – verder in de praktijk kunnen brengen.