Zwangere vrouwen zouden naast de NIPT een 13-wekenecho moeten krijgen om afwijkingen bij het ongeboren kind beter te kunnen opsporen. Dat bepleit Katia Bilardo, de nieuwe hoogleraar verloskunde en gynaecologie bij het Amsterdam UMC.
Zwangere vrouwen kunnen sinds kort kiezen tussen de nieuwe niet-invasieve prenatale test (NIPT) en de oorspronkelijke combinatietest als screening naar chromosomale afwijkingen. “De NIPT geeft uitstekende resultaten”, zegt Bilardo, “Het nadeel is echter dat een vroege echoscopie bij 12-13 weken niet meer wordt verricht.” Bij de combinatietest is er naast een bloedonderzoek ook een echo, de nekplooimeting. Op dat moment kunnen ernstige foetale afwijkingen al worden gezien.
Naast de NIPT kunnen vrouwen kiezen voor een 20-wekenecho. Maar wat Bilardo betreft moet daarnaast ook een 13-wekenecho worden aangeboden. “Als je al vroeg weet dat er iets mis is, dan is er meer tijd voor extra onderzoek”, zegt Bilardo. “En dat is belangrijk in verband met de keuze om de zwangerschap al dan niet voort te zetten.”
Tijdsdruk
Volgens de Nederlandse wet mag een zwangerschap tot 24 weken worden afgebroken. Bilardo: “Als een ernstige afwijking pas bij 20 weken aan het licht komt, is dat erg laat. Met extra onderzoek ben je zo 2 tot 3 weken verder, maar om tot een weloverwogen besluit te komen kun je daar niet omheen. Dat geeft een flinke tijdsdruk. Bovendien is het voor een vrouw emotioneel wezenlijk anders om een zwangerschap af te breken als ze het kind voelt bewegen.”
Bilardo pleit ook voor vergoeding van de 13-wekenecho. “Anders kan de zorgelijke situatie ontstaan dat alleen vrouwen die het zich kunnen permitteren een 13-wekenecho laten maken”, aldus de hoogleraar.