Artsen durven het leven van ernstig zieke baby’s niet actief te beëindigen en daarom worden deze baby’s ‘palliatief’ behandeld. Dat betekent niets doen als de situatie verslechtert. Het kind sterft dan aan een infectie of ondervoeding. Dit schrijft het NRC Handelsblad.
Onzekerheid over ‘uitzichtloos en ondraaglijk lijden’
Reden dat artsen het leven niet actief beëindigen, is onzekerheid over de criteria voor actieve levensbeëindiging van pasgeborenen. De toetsingscommissie die naleving van de criteria controleert, heeft aangegeven vooral te letten op het ‘actueel uitzichtloos en ondraaglijk lijden’ van de baby in kwestie. Medewerkers van de intensive care afdeling neonatologie van het Erasmus Medisch Centrum schrijven in het artsenvakblad Medisch Contact dat deze criteria voorbij gaan aan de praktijk. Aan baby’s met zeer ernstig hersenletsel is namelijk vaak niet af te leiden dat ze uitzichtloos en ondraaglijk lijden en zij kunnen dit ook niet zelf aangeven. Het ‘versterven’ van een pasgeborene kan enkele dagen tot weken duren.
Angst voor de rechter
De afgelopen twee jaar werd slechts één geval van actieve levensbeëindiging van een baby gemeld bij aan toetsingscommissie. Deze commissie rekende op zo’n vijftien tot twintig meldingen per jaar. Staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid sluit niet uit dat artsen levensbeëindiging van baby’s verzwijgen, uit angst voor strafrechterlijke vervolging. De Rotterdamse ethicus Gert van Dijk zegt in het NRC dat artsen inderdaad bang voor de rechter zijn. Zij zouden actieve levensbeëindiging niet verzwijgen, maar ze zijn zich anders gaan gedragen. “Artsen voelen zich gedwongen een palliatief beleid te voeren. Velen hebben daar grote moeite mee omdat hierdoor de kwaliteit van sterven verslechtert.”