Meisjes die in een justitiële inrichting hebben gezeten, komen bijna allemaal in ernstige problemen na hun vrijlating. Er is nauwelijks nazorg. Dat concluderen onderzoekers van het centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Curium-LUMC in Leiden en VUmc in Amsterdam.
Ernstige persoonlijkheidsstoornissen
Eén op de drie onderzochte meisjes bleek vijf jaar na vrijlating aan een ernstige persoonlijkheidsstoornis te lijden. Ook was een derde al moeder. Psychiater Anne Krabbendam en psychologe Elsa van der Molen hebben 229 meisjes van 17 tot 23 jaar die vanwege gedragsproblemen in een inrichting terechtkwamen ondervraagd.
‘Huidige nazorg is niet effectief’
Krabbendam zegt dat de conclusies nog voorlopig zijn. “Voor de helft van de onderzochte meisjes staat het vast. Maar wat we aantreffen overtreft al onze angsten.” De psychiater benadrukt dat nazorg en preventie van het grootste belang zijn, maar dat de huidige nazorg niet effectief is. Krabbendam: “Een gespreksuurtje in de maand heeft weinig zin. Ook aan de overdracht van instantie naar instantie valt een hoop aan te merken. Als deze meisjes het advies krijgen om bijvoorbeeld naar de Riagg te gaan, zullen ze dit in de meeste gevallen niet uit zichzelf doen. Zij hebben weinig vertrouwen meer in instanties.” Ook is de nazorg volgens Krabbendam voornamelijk afgestemd op jongens.
Verblijf in jeugdinrichting
Jaarlijks verblijven 7.300 jongeren in een jeugdinrichting. Ongeveer een kwart hiervan bestaat uit meisjes. Het verblijf varieert van een paar dagen tot maximaal zes jaar. (ANP)