De publieke gezondheidszorg heeft geen idee van het aantal mensen dat in de sector werkt. Ook is onduidelijk wat de precieze competenties van de werknemers in de publieke gezondheidszorg zijn. Dit concluderen onderzoekers van het AMC in een publicatie in het Nederlands Tijdschrift voor de Geneeskunde.
“We weten niet hoeveel mensen er in Nederland in de publieke gezondheidszorg werken, en ook niet wat hun competenties zijn”, melden de onderzoekers. Ze vinden het opmerkelijk dat belangrijke beleidsinformatie over deze sector ontbreekt gezien het belang van deze sector. “De gezondheid van de Nederlandse bevolking wordt voor een belangrijk deel bepaald door preventieve zorg zoals die in de publieke gezondheidszorg wordt geleverd.”
Niet te beoordelen
Door het beperkte inzicht in de omvang en samenstelling van de beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg, is volgens de onderzoekers niet te beoordelen of de huidige capaciteit nu en in de toekomst voldoende is met het oog op de gewenste kwaliteit en doelmatigheid van de publieke gezondheidszorg. De lacune is volgens de onderzoekers des te opvallender omdat er al bijna tien jaar onderzoek naar wordt gedaan.
Onnauwkeurige schattingen
De data leveren slechts onnauwkeurige schattingen op omdat de afbakening van het werkveld, de geselecteerde beroepen en functies en de methode van dataverzameling in de inventarisaties niet overeenkwamen. De onderzoekers analyseerden zeven rapporten op de beschrijving van het werkveld, beroepen en functies, definities en totale aantallen. De rapporten verschenen tussen 2003 en 2010.
Geen inzicht
“We weten wel dat er in 2011 in het BIG-register 38.677 medisch specialisten geregistreerd stonden, onder wie 2122 bedrijfsartsen, 1050 verzekeringsartsen en 934 artsen Maatschappij & Gezondheid (ter vergelijking: er zijn 11.870 huisartsen geregistreerd). Wie er daarnaast nog meer in deze sector werkzaam zijn, bijvoorbeeld basisartsen, gezondheidsbevorderaars en epidemiologen, is onbekend”, schrijven de onderzoekers.
Systematische sturing
Zij vinden dit opmerkelijk “omdat menskracht een van de vijf relevante onderdelen is die bepalend zijn voor de kwaliteit van de publieke gezondheidszorg.” Inzicht in de omvang en samenstelling van deze groepen beroepsbeoefenaren is volgens hen noodzakelijk voor gerichte sturing op de ontwikkeling van deze beroepsgroepen en daarmee op de kwaliteit en doelmatigheid van de publieke gezondheidszorg. Voor artsen bestaat een dergelijke sturing al heel lang. Het Capaciteitsorgaan raamt de te verwachten behoefte aan artsen en adviseert op basis daarvan over het aantal opleidingsplaatsen. Voor andere beroepen in de publieke gezondheidszorg bestaat een dergelijk systematische sturing echter niet. De onderzoekers adviseren om de kerntaken van publieke gezondheidszorg in relatie tot de doelstellingen ervan eenduidig te formuleren, omdat dit de eerste voorwaarde is om inzicht te kunnen krijgen.
Judith Oostendorp, adjunct-directeur van GGD Nederland, is het deels eens met de onderzoekers, maar deels ook niet. “De GGD beslaat het grootste deel van de publieke gezondheidszorg, ik denk zo’n 80 á 90 procent. En binnen de GGD-wereld is alles in kaart gebracht. Er bestaat een overzicht van personeelsgegevens, functies en competentieprofielen, al zijn die laatste wel aan een vernieuwing toe want de profielen stammen uit 2005-2007.” Oostendorp onderschrijft overigens de bevinding van de onderzoekers dat de grenzen van wat onder publieke gezondheidszorg valt niet helder zijn. Als voorbeeld noemt ze een huisarts die aan preventie doet.
Inzicht in competenties
De manier waarop de afgelopen tien jaar is geprobeerd om inzicht te verkrijgen in wie met welke competenties in het veld van de publieke gezondheidszorg werken en wat de toekomstige behoefte aan beroepsbeoefenaren is, is niet bepaald geslaagd te noemen. De onderzoekers concluderen dat, wanneer de onderdelen van de rapporten naast elkaar worden gelegd, er teveel diversiteiten bestaan.