A queue of abstract people waiting near the red door. 3d render illustration isolated on white Publication: 0009400114003 attachment Schmerzmedizin 00940_030_003 Publikationsname / Publikationsnummer / E-Tag TT.MM.JJJJ (optional)
Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid) treft een aantal maatregelen om wachttijden voor langdurige zorg te verkorten. Het gaat weliswaar om een relatief kleine groep mensen die wacht op plaatsing in een zorginstelling, stelt Van Rijn, maar omdat het om een kwetsbare groep gaat wil hij hen toch beter laten informeren en bemiddelen. Dat schrijft de staatssecretaris in een brief aan de Tweede Kamer.
Op verzoek van de Tweede Kamerleden Bergkamp (D66) en Agema (PVV) heeft Van Rijn onderzoek laten doen naar het daadwerkelijke aantal wachtenden in de Wet langdurige zorg. Daar was eind 2015 (opnieuw) veel discussie over nadat nieuwssite Follow the Money schreef dat duizenden ouderen wachten op een plek in een verpleeghuis.
Op dit moment hebben zo’n 290 duizend cliënten een indicatie voor zorg die vanuit de WLZ wordt geleverd. Het leeuwendeel van deze cliënten krijgt binnen de afgesproken normen de zorg die nodig is, zo benadrukt de staatssecretaris in zijn brief aan de Kamer. “Onderbelicht is dat van de gehele populatie een relatief klein deel op de wachtlijst staat. Zo is het percentage cliënten dat actieve bemiddeling ondergaat en langer dan de Treeknorm wacht op zorg gemiddeld minder dan 0,1 procent ten opzichte van de totale populatie.”
Cliënten willen niet verhuizen
Hiermee wijst de staatssecretaris ook weer op het verschil tussen actief- en niet-actief wachtenden. Het aantal niet-actief wachtenden, mensen die in aanmerking zouden komen voor een plek in een verpleeghuis maar daar niet actief naar op zoek is, is ongeveer 4 à 5 procent.
Uit het onderzoek blijkt dat ongeveer de helft van deze groep (zo’n 6700 cliënten) niet wil verhuizen naar een instelling, ook niet als er een plek vrij zou komen bij de aanbieder van voorkeur. Een deel van deze mensen (12 procent, ongeveer 800 cliënten) wil dit niet, terwijl zij zelf aangeven dat het thuis eigenlijk niet meer gaat. Op grond van de Wlz krijgen deze cliënten wel zorg thuis.
40 procent van de niet-actief wachtenden (5.500 cliënten) wil wel verhuizen, maar alleen naar de aanbieder van voorkeur. Van deze groep geeft bijna de helft aan dat het thuis eigenlijk niet meer gaat. 11 procent van de niet-actief wachtenden (circa 1.500 cliënten) is bereid te verhuizen, ook naar een andere aanbieder dan die van voorkeur. Binnen deze groep geeft bijna de helft aan dat het huis niet meer gaat.
Niet altijd is er meteen een plaats beschikbaar bij de aanbieder van voorkeur. Zelfs als dat wel het geval is, kiezen cliënten er soms dus voor om de verhuizing uit te stellen. Tegelijkertijd hebben gedurende het onderzoek zorgaanbieders aangegeven dat het aantal spoedopnames toeneemt. Deze twee dingen hangen vermoedelijk samen.
Concrete maatregelen
Van Rijn concludeert: “de situatie is veelkleuriger dan de huidige indeling in ‘actief’ en ‘niet-actief wachten’ suggereert. Ik wil dat de zorgbemiddeling daar beter op aansluit. (..) Mijn prioriteit ligt bij de cliënten die te kennen geven te willen verhuizen naar een instelling en die zelf (en/of hun mantelzorgers) aangeven dat het thuis eigenlijk niet meer gaat.”
Hiertoe neemt de staatssecretaris, na overleg met Zorgverzekeraars Nederland een aantal concrete maatregelen. Zo moeten de zorgkantoren van zorgverzekeraars cliënten actiever gaan bemiddelen en alle financiële middelen inzetten om wachtlijsten tegen te gaan. Hiermee hangt samen dat de Nederlandse Zorgautoriteit er nauwlettender op gaat toezien dat de zorgverzekeraars zich aan hun zorgplicht houden.
De bewindsman wil verder dat er (verder) wordt gewerkt aan persoonsvolgende bekostiging. De bekostiging volgt dan de indicatie van de cliënt, zonder de restrictie van productieafspraken. Op deze manier hebben cliënten meer keuzevrijheid en hebben zorgaanbieders zekerheid over de bekostiging van de geleverde zorg, stelt Van Rijn.
Tot slot moeten cliënten ‘slimmer’ worden geïnformeerd. Voorwaarde hiervoor is meer interactie met de cliënt. “Op dit vlak valt nog veel te verbeteren. Denk aan het inzichtelijk maken waar plaatsen beschikbaar zijn, wat de wachttijd is bij een bepaalde instelling en welk profiel een instelling heeft”, aldus de staatssecretaris.
Het onderzoek is gebaseerd op interviews met 39 cliënten en mantelzorgers, 36 zorgaanbieders en alle concessiehouders van zorgkantoren. Daarnaast is een grootschalige schriftelijke enquête gehouden bij 13.600 cliënten die niet-actief wachtend zijn. Zo’n 2.400 cliënten hebben de vragenlijst ingevuld.