Zorg waarvan je weet dat het werkt, moet je doen. Als je weet dat het niet werkt, moet je het niet doen. En als je het niet weet óf het werkt, moet je dat uitzoeken. Het klinkt simpel, maar het wordt ingewikkeld om alle ziekenhuizen hierin mee te krijgen.
Dit zegt Sjoerd Repping in een interview in de Volkskrant. Repping is sinds februari namens alle partijen uit de medisch specialistische zorg ‘kwartiermaker Zorgevaluatie en Gepast Gebruik’ bij het Zorginstituut. Zijn aanstelling is een gevolg van het Hoofdlijnenakkoord van vorige zomer.
Alle zorgpartijen spraken daarin af dat zin en onzin van de geleverde ziekenhuiszorg beter moeten worden geëvalueerd. Medisch specialisten moeten stoppen met behandelingen als vast is komen te staan dat ze geen enkel doel dienen of dat een goedkoper alternatief even goed werkt.
Wetenschappelijk bewijs
Repping: “Voor ongeveer de helft van alle behandelingen is onvoldoende wetenschappelijk bewijs dat die zin hebben. Dat betekent overigens niet dat die behandelingen niet nuttig zijn, maar van een groot deel weten we gewoon onvoldoende Maar er is ook een deel waarvan we nu al weten dat het niks toevoegt. Dat is ingewikkeld om te meten, maar het ligt zo tussen de 5 en 10 procent van de ziekenhuiszorg. Dat moeten we zo snel mogelijk veranderen.”
Hij erkent dat stoppen met zinloze zorg niet eenvoudig is .Hier is Leti Van Bodegom-Vos, senioronderzoeker en implementatiefellow bij het LUMC, het helemaal mee eens. “Als je iets nieuws implementeert, geef je mensen wat. Als je de-implementeert, neem je ze voor hun gevoel wat af. Dat is lastiger. Dat roept weerstand op. Het is bovendien lastig voor zorgverleners om iets niet te doen. We zijn gericht op handelen. Als je niets kunt doen, voel je je vaak machteloos”, zo zegt ze op Qruxx.