Businessman presenting concept about research, innovation and experiments
De drie ziekenhuizen die meedoen aan het project TopZorg ontwikkelen meer samenhang tussen onderzoek en zorg en professionaliseren hun onderzoekscultuur. Ook ontstaan mogelijkheden om nieuwe zorgactiviteiten te ontwikkelen. Dat zijn de belangrijkste conclusies van een tussentijdse evaluatie van het subsidieprogramma door het Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg (iBMG).
TopZorg subsidieert voor een periode van 4 jaar (2014-2018) de combinatie van zeer specialistische zorg met wetenschappelijk onderzoek en onderwijs in drie niet-academische ziekenhuizen, aangewezen door het ministerie van VWS. Dit zijn de twee topklinische ziekenhuizen het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein en het ETZ Elisabeth in Tilburg en het categorale Oogziekenhuis Rotterdam. Zij verdelen in totaal 28,8 miljoen euro.
De drie ziekenhuizen werken op een aantal domeinen al langer aan een combinatie van specialistische zorg en onderzoek. Sinds de start van het programma zijn op 5 specifieke domeinen in totaal 34 onderzoeksprojecten gehonoreerd: hart, long, neuro, trauma en oog.
Historisch
Het uiteindelijke doel van het programma is om een antwoord te geven op de vraag of het maatschappelijk meerwaarde heeft dat onderzoek niet voorbehouden is aan UMC’s en of dit om een structurele financiering vraagt. Die vraag beantwoord de tussentijdse evaluatie nog niet.
Uit de evaluatie blijkt vooral dat TopZorg een plaats heeft gekregen in en voortbouwt op de specialistische functie die de ziekenhuizen historisch gezien al hadden en die ze op uiteenlopende wijzen bekostigden. TopZorg is zo een middel waarmee de drie ziekenhuizen op een meer structurele financiële basis kunnen continueren wat ze al deden. Daarnaast maakt TopZorg nieuwe activiteiten op het gebied van zorg, onderzoek en kennis-verspreiding mogelijk, aldus iBMG.
In alle drie de ziekenhuizen versterkt TopZorg de samenhang tussen onderzoeksprojecten en tussen onderzoek en zorg. Het programma leidt tot een verdere professionalisering van de onderzoekscultuur en -infrastructuur, kennisdeling met andere professionals en patiënten versterkt en mogelijkheden creëert om nieuwe zorgactiviteiten te ondernemen.
Onderscheiden van UMC’s
Met TopZorg willen de ziekenhuizen zich deels academisch profileren en zich deels juist onderscheiden van UMC’s. De activiteiten die de ziekenhuizen bekostigen met de TopZorg-subsidie zijn in te delen in twee categorieën. Enerzijds leveren de TopZorg-ziekenhuizen binnen een aantal domeinen een combinatie van zorg en onderzoek die vergelijkbaar is met die bij UMC’s. Het gaat dan om zeldzame aandoeningen en patiënten met vaker voorkomende aandoeningen die moeilijk te behandelen zijn.
De tweede categorie activiteiten betreft zorg en onderzoek waarvan de TopZorg-ziekenhuizen aangeven dat het van een andere orde is dan dat de UMC’s bieden. Het gaat dan om grotere patiëntengroepen, waarbij het onderzoek direct klinisch toepasbaar is en zich primair richt op het verbeteren van de kwaliteit van leven van patiënten. Hierbij is zowel het ontwikkelen van nieuwe behandelingen als het evalueren van de zorg die al wordt aangeboden van belang. Dit type onderzoek past ook binnen het gat dat de Gezondheidsraad constateert, namelijk dat in het UMC-onderzoek onvoldoende aandacht is voor het verbeteren van de zorg bij veel voorkomende aandoeningen. Voorbeelden zijn de zorg voor en het onderzoek naar MS-patiënten in het ETZ.
Richting
De komende jaren onderzoekt iBMG nog in hoeverre de zorg en het onderzoek van de TopZorg-ziekenhuizen vergelijkbaar is met wat er in UMC’s gebeurt. Voor de activiteiten die vergelijkbaar zijn met wat er in UMC’s gebeurt, is het een optie om de zogeheten beschikbaarheidsbijdrage voor academische zorg ook open te stellen voor niet-academische ziekenhuizen, aldus het iBMG.
Voor de tweede categorie, de activiteiten die volgens de TopZorg-ziekenhuizen momenteel onvoldoende aandacht krijgen binnen UMC’s, kunnen andere beleidsmaatregelen beter passend zijn, stelt het instituut. Dat zou kunnen door het instellen van een aparte beschikbaarheidsbijdrage voor niet-UMC’s of het stimuleren van samenwerking tussen UMC’s en niet-UMC’s bij het besteden van de beschikbaarheidsbijdrage academische zorg.
Hierover zal het iBMG bij de eindevaluatie conclusies trekken die de minister moeten helpen bepalen welke kan het op moet met de financiering van wetenschappelijk onderzoek in ziekenhuizen.