Gemeenten mogen inwoners niet korten op huishoudelijke hulp zonder duidelijke onderbouwing. De huishoudelijke hulp valt onder de Wet maatschappelijke ondersteuning en aanspraken die zijn toegekend onder de ‘oude’ Wmo blijven ook daarna gelden. Tot dit oordeel komt de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter van Nederland, in drie rechtszaken omtrent de Wmo.
Het oordeel van de CRvB is een eindoordeel. Partijen kunnen tegen de uitspraken geen hoger beroep instellen. Met de uitspraak biedt de bestuursrechter definitief duidelijkheid over de Wmo. Sommige gemeenten beweerden dat huishoudelijke hulp hier niet onder valt en lagere rechters deden hierover tegenstrijdige uitspraken, maar volgens de bestuursrechter is huishoudelijke hulp wel degelijk onderdeel van de Wmo.
Gemeenten moeten passende hulp bieden als dat nodig is zodat mensen zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Zij moeten hun Wmo-beleid stoelen op objectief en onafhankelijk onderzoek naar de tijd die nodig is voor een schoon en leefbaar huis. Overleg met gecontracteerde zorgaanbieders en cliëntenraden is niet toereikend, volgens de CRvB.
Oude Wmo
De drie uitspraken betreffen twee zaken van ouderen in Utrecht en een zaak van een inwoner van Aa en Hunze. De betrokken inwoners kregen op grond van de oude Wmo al jaren hulp bij het huishouden van hun gemeente. In de Utrechtse zaken kregen de betrokken inwoners als gevolg van nieuwe besluiten onder de Wmo aanzienlijk minder uren hulp van hun gemeente dan onder de oude Wmo. In de zaak van Aa en Hunze kende die gemeente aan de betrokken inwoner niet langer huishoudelijke hulp toe die was afgestemd op de persoonlijke situatie. In plaats daarvan werd deze inwoner verwezen naar de algemene voorziening ‘schoonmaken huis’ van de gemeente.
In de twee Utrechtse zaken moet de gemeente eerst deugdelijk onderzoek doen, in plaats van uit te gaan van het gestelde financiële kader. In Aa en Hunze mag de gemeente wat de bestuursrechter betreft huishoudelijke hulp aanbieden in de vorm van een algemene voorziening. Maar de gemeente mocht haar inwoner niet verwijzen naar de algemene voorziening ‘schoonmaken huis’, omdat de algemene voorziening van Aa en Hunze niet voldoet aan de eisen van de Wmo.
Standaardmodules
De CRvB oordeelt in de twee Utrechtse zaken dat huishoudelijke hulp een prestatie is die onder de Wmo valt. “Er is geen enkel aanknopingspunt dat de wetgever op dit punt heeft willen breken met de oude Wmo.” Verder oordeelt de CRvB dat de gemeente huishoudelijke hulp mag aanbieden in de vorm van standaardmodules. Daarbij is wel vereist dat een ‘passende bijdrage’ wordt geleverd aan de zelfredzaamheid van de betrokken inwoner.
De CRvB concludeert dat de basismodule van 78 uur schoonmaak per jaar niet berust op objectief en onafhankelijk onderzoek. “Hierdoor ontbreekt inzicht in de vraag welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke activiteiten daarvoor nodig zijn, hoeveel tijd dat kost en hoe vaak dit moet worden gedaan om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning of van schone en draagbare kleding.” De uitkomst van deze hoger beroepen is dat de Centrale Raad alsnog bepaalt dat de betrokken inwoners het onder de oude Wmo toegekende aantal uren huishoudelijke hulp behouden.
Fantastisch
In een reactie noemt Illya Soffer van Ieder(in), de koepelorganisatie van mensen met een beperking en chronisch zieken, het ‘fantastisch’ dat de CRvB heeft vastgesteld dat huishoudelijke hulp een taak van de gemeente is. “Het betekent dat gemeenten verplicht zijn om bij te springen als mensen zelf hun huis niet kunnen schoonmaken.” Soffer vindt dat gemeenten die de afgelopen tijd in de fout zijn gegaan, nu ‘als de bliksem’ hun beleid moeten aanpassen. “En mensen die onterecht geen of te weinig huishoudelijke hulp hebben gekregen, moeten die alsnog krijgen.”
Ook ouderenorganisatie ANBO is blij met de uitspraak. “Gemeenten kunnen niet langer wegduiken”, aldus Liane den Haan. “Wel vinden wij het een schande voor de getroffen senioren dat er een rechter aan te pas heeft moeten komen. Dit had de politiek moeten voorkomen.” De onduidelijkheid onder gemeenten over de vraag of huishoudelijke hulp wel of niet onder de nieuwe Wmo valt, zijn veroorzaakt doordat de wet volgens de ANBO heel algemeen beschrijft dat een gemeente haar burgers maatschappelijke ondersteuning moet bieden, maar niet specifiek de manieren waarop dat moet gebeuren, benoemt.