De vele opeenvolgende veranderingen binnen de geestelijke gezondheidszorg (ggz), de jeugdzorg in het bijzonder, beginnen hun tol te eisen. De sector is ziek, goed ziek.
Van een hoog ervaren werkdruk bij 70 tot 80 procent van de medewerkers in de ggz kijkt niemand meer op. Als je bedenkt dat dit betekent dat de stoom bij meer dan 70 procent van de medewerkers uit de oren komt, dat zij aangeven dat zij het zo niet meer aankunnen, dan is er serieus iets aan de hand. De ervaren werkdruk is in de ggz twee keer zo hoog als het Nederlandse gemiddelde.
Het risico van onbeheersbare verzuim- en uitvalcijfers ligt op de loer. Een stijging van het verzuim en de verzuimfrequentie is een signaal. Dat het nog niet echt opvalt is omdat in de sector een meer dan evenredige vertegenwoordiging van hoogopgeleide en intrinsiek sterk gemotiveerde vrouwen werkzaam is, die ook nog overwegend parttime werken. Daardoor is er sprake van voldoende herstelmomenten. Blijft dat dit ziekmakend ongezond is en risico’s op de langere termijn inhoudt.
Van de zotte
Maar het is ook een beetje van de zotte waar de sector mee wordt geconfronteerd. Begon het met marktwerking en invoering van concurrentie. Dat werd snel opgevolgd door een onbeheersbare drift in het registreren van verrichtingen volgens de systematiek van diagnose behandelcombinaties (DBC’s), de overheveling van delen van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet, en de jeugdzorg naar de gemeenten. Daar komt bovenop dat elke gemeente ook nog eens zijn eigen wensen en eisen qua zorginkoop heeft en ook wisselende voorwaarden stelt aan het indienen van de declaraties voor geleverde zorg. De wijzigingen in regels en procedures zijn zo snel opgevolgd en zo multi-interpretabel dat dit bij de inrichting van deugdelijke zorgprocessen niet meer te volgen is.
Veel ggz-instellingen hebben te maken met controles op de omzetgegevens van 2014, omdat de regels waaraan de declaraties moeten voldoen onvoldoende bekend waren, onvoldoende eenduidig waren en dus ook niet goed binnen zorginstellingen opgevolgd werden. Daar kwam bij dat de politiek naar aanleiding van elk fraudegeval nerveus nieuwe regels bedacht en de instellingen met onbeheersbare eisen opgezadeld heeft. Dat heeft niets meer te maken met kwalitatief goede zorg. Dat is regelfetisjisme.
En na dit ‘self-assessment’ over 2014, volgt een soortgelijk controleproces over 2015. We schrijven medio 2016.
Jeugdzorg
De jeugdzorg is overgeheveld naar de gemeenten, die elk hun eigen voorwaarden stellen, hun eigen tariefstructuur opleggen en hun eigen termijnen hanteren bij het betaalbaar stellen van de verrichtingen. Of die dat maar even allemaal willen voorschieten in een periode waarin banken uiterst terughoudend zijn om binnen de sector te financieren. De sector is nu niet alleen geconfronteerd met een NBA-alert nummer 32, die van de accountants is uitgegaan, maar inmiddels ook met een banken-alert die vanuit het gezamenlijk bankwezen naar de sector direct en indirect naar de overheid is uitgegaan.
Dat het de goede integere hulpverlener wat veel geworden is, laat zich niet moeilijk raden.
Binnen de ggz is sprake van langdurende hulpverleningstrajecten. Toch wat anders dan een bezoek aan een ziekenhuis. Een gebroken heup leidt tot maximaal vier of vijf opnamedagen. Daarna kun je naar huis. De rekening kan dan al bij de zorgverzekeraar liggen. Hoe anders is het bij de ggz waar de betaling pas plaatsvindt nadat de behandeling is afgesloten.
Het stempel
Dat de hulpverlener horendol wordt van alle eisen, mag geen wonder heten; staat het stempel van de huisarts op de verwijzing, zit de verwijzing in het dossier, is de identiteit van de patiënt goed vastgesteld, is de hoofdbehandelaar op het juiste moment in de behandeling betrokken en kunnen we dat in het dossier zien. Ondertussen blijven we gewoon ons best doen. Zorgen we zo goed mogelijk voor onze patiënt, leveren we kwalitatief goede zorg, liefst volgens de laatste wetenschappelijke inzichten en blijven we blijmoedig innoveren.
Een goed zieke sector, die ggz.
Hoofd hrm bij Virenze Riagg