Het is 14 april 2016. Leden van de parlementaire enquête commissie onderzochten de laatste 2 maanden wat er fout ging in 2015 t.a.v. de diverse decentralisaties van zorgtaken.
De commissie “decentralisaties zorg” is vandaag met de afronding bezig en concipieert teksten zoals die over 2 weken worden aangeboden aan de 2e Kamer. Skipr krijgt voorlopige teksten “aangeboden uit betrouwbare bron” en plaatst die op de website.
—
De commissie stelt allereerst vast dat de opdrachten aan alle spelers die in 2015 moesten acteren zeer uitdagend waren. Dat datgene wat de bewindslieden wilden bereiken op zich niet de basis vormde voor de omissies die later in het rapport worden beschreven. Het vertrouwen in uitvoerende organisaties en de veronderstelling dat er op elke plek voldoende deskundigheden aanwezig waren, is veel meer de oorzaak gebleken van de aanleiding die tot het instellen van de commissie heeft geleid. Bovenal is de tijdsdruk (in 2014 én 2015) te groot gebleken en was de stapeling van de decentralisaties ongelukkig, zo niet onverstandig. Dit laatste had men lang voor de start van de diverse processen al kunnen zien.
Scheiden van wonen en zorg.
De veronderstelling was dat een ontkoppeling (die op zich niet werd bestreden) van wonen en zorg tot een meer evenwichtige verdeling van collectieve middelen zou leiden. Wonen is immers een zaak die tot het private domein behoort en niet vanuit zorgbudgetten moet worden bekostigd. Gebleken is dat reeds direct in het eerste kwartaal 2015 het aantal aanvragen van huursubsidie explodeerde. In die mate dat de achterstand bij de belastingdienst opliep tot meer dan drie maanden en vele oudere mensen enige tijd niet aan hun huurverplichtingen konden voldoen. Een noodmaatregel moest worden getroffen. De fout die door de commissie wordt vastgesteld is ontstaan uit de aanname dat degenen die eerst vanuit de AWBZ hun huisvestingskosten konden betalen ook in ruime mate die kosten konden voldoen uit eigen middelen. Er blijkt te weinig overleg hieromtrent te hebben plaats gevonden tussen de betrokken ministeries Financiën en VWS.
Beschikbare huisvesting voor ouderen.
Veel wethouders, met name in de grote steden, kregen in augustus (2015) door dat de Wmo- zorg die inwoners kregen niet kon worden verstrekt in de woning die men tot dan toe bewoonde. De woning bleek gewoon niet geschikt voor geïndiceerde zorg. De commissie stelt vast dat de wethouders wel degelijk al medio 2014 signalen kregen dat er een discrepantie bestond tussen de beschikbaarheid van woningen met een zorgfunctie en de vraag. De gemeenten hebben hier te weinig aandacht aan besteed.
Wijkteams
Een groot deel van de gedecentraliseerd taken zouden op wijkniveau moeten worden georganiseerd. Wijkzuster, sociale wijkteams en eerste lijn, zouden de spil moeten worden van de zorg / het welzijn in de wijk. Gebleken is dat een integrale aanpak te weinig van de grond is gekomen en gemeenten en verzekeraars onvoldoende met elkaar hebben afgestemd. Een te groot aantal bewoners van de wijk is tussen wal en schip gevallen. Bovendien kwamen er sterke signalen dat er overbehandeling ontstond en ook dat te veel hulpverleners met één bewoner of gezin zich gingen bezig houden, hetgeen juist niet de bedoeling was. De commissie concludeert dat de goede benadering van diverse gemeenten niet heeft geleid tot het delen van inzichten en ervaringen met anderen gemeenten. Ook de VNG heeft zich geen eigenaar getoond van een proces dat zou moeten leiden tot een gezamenlijke aanpak. Verzekeraars en gemeenten hebben op een groot aantal plaatsen volstrekt langs elkaar heen gewerkt; onvoldoende gezien dat Zvw en Wmo communicerende vaten zijn. Ten slotte is het moeilijk gebleken om de 1e lijn actief te betrekken bij de wijkzorg. Overigens is de 2e lijn.
(zowel t.a.v. intramurale zorg, ziekenhuizen en gespecialiseerde jeugd- en ggz-zorg) nauwelijks bij de diverse processen betrokken. Een efficiënte samenwerking tussen alle spelers is niet ontstaan en veel zorgvragers zijn blijven hangen in communicatiekloven tussen zorg in de thuisomgeving en de zorg die op enige afstand beschikbaar is.
Preventie
Het coördineren van zorg, samenwerking tussen alle zorgaanbieders is te weinig van de grond gekomen. Daardoor zijn preventie doelstellingen nog niet gehaald. De commissie stelt vast dat betrokken bekostigers (gemeenten, verzekeraars en zorgkantoren) elkaar te weinig opzochten om gezamenlijk geld ter beschikking te stellen voor een aanpak die zou moeten leiden tot een kostenreductie en overigens het voorkomen van stapeling van zorg. Te weinig vertrouwen in elkaar, zelfs argwaan, wordt door de commissie waargenomen. Bovendien bevordert de wetgeving (Wlz, Wmo, Zvw) die samenwerking niet, zo stelt de commissie.
Faillissementen
Ruim 26 thuiszorgorganisaties gingen in de loop van 2015 failliet, met alle problemen van beschikbaarheid van zorg van dien. De commissie concludeert dat de fouten die bij de start van de Wmo zijn gemaakt, wederom hebben plaats gevonden. Te veel thuiszorgorganisaties hebben op de aanbestedingen van de gemeenten tegen te lage prijzen ingeschreven. Soms om markt te kopen, soms om de medewerkers van werk te blijven voorzien. De commissie stelt ook dat veel gemeenten niet de kwaliteit van zorg lieten prevaleren in de aanbestedingen, maar puur op beprijzing partijen selecteerden.
T.a.v. de verzorgingshuizen zijn er te veel organisaties niet in staat gebleken, extramurale plaatsen te wijzigen in intramurale plaatsen en bleek veel bestaande huisvesting niet in staat te voorzien in het wonen met zorg. Het huisvestingsprobleem dat reeds vóór 2013 bestond is verder geëscaleerd in 2015. Dit leidde tot 18 faillissementen in de V&V.
De 2e Kamer
De commissie steekt de hand ook in eigen boezem. De ondervragingen van deskundigen gerelateerd aan de uitspraken van Kamerleden in de diverse interviews kunnen allen maar leiden tot de conclusie dat de Kamer onvoldoende kennis had om de ingewikkelde processen die men accordeerde te kunnen beoordelen. De commissie stelt vast dat de betrokkenheid van de Kamer groot was, maar dat consequenties van hetgeen men bediscussieerde met de bewindslieden onvoldoende werden gezien. Men adviseert de Kamer vaker het land in te trekken en gesprekken aan te gaan met de spelers in het veld.
Is dit te voorkomen?
Het is de eerste week van januari 2015: kan het instellen van de enquête cie. worden voorkomen? Ja, zeker. Al stellen we nu maar vast dat 2015 een overgangsjaar is en daarmee wordt erkend dat er nog (veel) fouten zullen worden gemaakt. Het herkennen van die fouten is één, het bekostigen van die fouten is twee. Noodmaatregelen moeten kunnen worden getroffen om die fouten (ook menselijk leed) te bestrijden. Dat impliceert dat er ruime financiële middelen moeten zijn om, al dan niet tijdelijke, oplossingen te kunnen bekostigen. Laten de verzekeraars, de gemeenten en het ministerie daar alvast rekening mee houden.