Enige tijd terug spraken ouders van mensen met een verstandelijke beperking hun zorg over de overheveling van zorg naar de Wmo uit in het Brabants Dagblad. Tegen de achtergrond van de vele veranderingen in de ondersteuning van mensen met een (verstandelijke) beperking is deze ongerustheid begrijpelijk.
Moeten we, in lijn met deze ouders ons zorgen maken of gaat het allemaal goed komen?
Collectieve maatschappelijke opdracht
Met de Wmo wordt een grote transitie vormgegeven. Parallel aan de veranderingen in de jeugdzorg, de participatiewet en een reorganisatie van het gemeentelijk apparaat. De verantwoordelijkheid voor grote delen van de zorg komt bij de lokale overheid te liggen en onderwijl wordt een forse besparing op de kosten van minimaal 25 procent doorgevoerd. De besparing van 25 procent kan dan ook alleen gerealiseerd worden als er meer gebeurt dan louter de bordjes verhangen van Den Haag naar bijvoorbeeld Deventer of Tilburg. Ook de kaasschaaf of nog efficiënter werken zijn bij deze gigantische exercitie niet toereikend. Er ligt een forse taak voor ons. We zullen het anders en beter moeten doen. Er is ook sprake van een maatschappelijke, collectieve opdracht die verder gaat dan de verantwoordelijkheid van de gemeenten.
Stuurmanskunst
Bij de Wmo hebben de gemeenten de regie. Zij geven richting aan de genoemde transitieprocessen. De wijze waarop de gemeenten dit (gaan) doen is bepalend voor het eindresultaat. Stuurmanskunst van een hoog niveau is hiervoor noodzakelijk. Kennis van de inhoud is daarbij een randvoorwaarde. Primair gaat het daarbij om welke (participatie)vragen daarbij beantwoord dienen te worden en welke ondersteuning daarbij hoort om burgers volwaardig te kunnen laten deelnemen aan de samenleving.
Nieuw perspectief
Jan Rotmans, hoogleraar transities en transitiemanagement, spreekt over een fundamentele heroriëntatie op de waarden in de zorg. Het medisch/verpleegkundige model wordt daarbij definitief ingeruild voor: welbevinden, menslievendheid, vertrouwen en samenredzaamheid. Daarbij moet er ook een samenhangend, lokaal kader gevonden worden waarbij de verbinding wordt gelegd met onderwijs, wonen en werk. Wat we niet meer willen is redelijk duidelijk en de nieuwe waardeoriëntatie geeft zeker richting. Uitgekristalliseerd is dit nieuwe perspectief geenszins. Dat is of beter gezegd dat moet een onderdeel worden van het transitieproces. Samen op zoek naar het alternatief dat voldoet aan de vraag, recht doet aan de nieuwe uitgangspunten en dat betaalbaar is. Daar zijn alle partijen keihard bij nodig: de burgers, de lokale overheid, de welzijnsorganisaties, de onderwijsorganisaties en de zorgorganisaties. Gemeenten die het radicaal anders willen doen en die denken dat ook alleen te kunnen doen lopen het risico ‘een Fyra’ te bouwen. Alleen sturen op financiële kaders zal eenzelfde resultaat hebben.
Kwetsbaarheid als kracht
Daarbij gaat het ook om mensen die graag als volwaardig burger worden bejegend, eigen regie op hun leven willen voeren maar die ook kwetsbare kanten hebben. Andries Baart beschrijft dat op een uitstekende wijze in Trouw. Kwetsbaarheid- sec is daarbij geen argument om tegen of vóór deze transitie te zijn maar het is een appèl op de ondersteuning die sommige mensen hierbij nodig hebben. Volgens Baart dient het begrip ‘kwetsbaarheid’ als inhoudelijk concept ook meegenomen te worden in het nadenken over deze transitie en is dus van toegevoegde waarde. In zekere zin zijn we ook allemaal kwetsbaar. In het publieke debat over de Wmo word je niet populair als je hier aandacht voor vraagt. Het wordt helaas nogal eens verward met defensief gedrag.
Einde marktwerking
Er ligt dus een forse inhoudelijke en financiële doelstelling op tafel. Dat vraagt om een intensieve maar ook om langdurige samenwerking tussen partijen die echt een bijdrage willen leveren aan deze maatschappelijke opdracht. E.e.a. gaat ook grote invloed hebben op de onderlinge verhoudingen. Marktwerking als besturingsconcept is hierbij van zeer beperkte waarde omdat het niet alleen over de exploitatie van de zorg, maar ook over de herontwikkeling van inhoud en de vorm van de ondersteuning gaat. De continuïteit en effectiviteit van maatschappelijke netwerken worden daarbij bepalende factoren.
Regel-arm
De bureaucratie van het huidige systeem staat vaak (en terecht) ter discussie. Het systeem gaat daarbij voor de mens. Daarnaast moet er door een woud van regels en protocollen geworsteld worden om bij de gewenste ondersteuning te komen. Het is van groot belang deze transitie regel-arm door te voeren. Eén van de potentiële Fyra’s is het optuigen van een nieuwe, lokale bureaucratie die per saldo inefficiënter zal zijn dan de huidige centrale regulering. Gemeenten worstelen bij de inrichting van het nieuwe systeem met dit vraagstuk. Het systeem zou de inhoud moeten volgen. Systeemwijzingen, zonder inhoud, hebben nog nooit iemand beter gemaakt.
Laten we er voor zorgen dat de Fyra niet de Wmo binnenrijdt. Met vereende kracht, goede stuurmanskunst en een fundamentele herijking van de vorm en inhoud van de zorg, liggen er ook kansen. Leidraad bij dit soort immense transities blijft als vanouds: eerst denken dan doen. Of wellicht past in dit kader beter: doen en denken.
Peter Nouwens
Voorzitter raad van bestuur Stichting Prisma