“Laagste groei zorguitgaven in de afgelopen vijftien jaar”. Het CBS bracht onlangs groot nieuws. Niks geen forse groeicijfers in 2013. Gaven we in 2012 nog bijna 4 procent meer uit aan zorg dan in het jaar ervoor, 2013 luidt met een toename van ‘slechts’ 1,6 procent een trendbreuk in.
Wonderlijk dat de zorgkosten niet eerder zijn gedaald, bedacht ik me tijdens het lezen van het recent gepubliceerde ‘Sectorrapport ggz 2012’. De cijfers van GGZ Nederland laten namelijk zien dat de productie van haar leden tussen 2010 en 2012 daalde met 10 procent. Het aantal unieke patiënten nam in die periode af van 818.498 naar 777.900, en het aantal behandelingen van 879.233 naar 818.900. De kosten van de ggz daalden echter niet. Integendeel, de Zorgrekeningen van het CBS laten een groei zien van bijna acht procent in twee jaar. De ggz-uitgaven stegen van 5,4 miljard in 2010 naar 5,67 miljard in 2011 tot 5,82 miljard in 2012 .
Hoe kan dat nou?
Waarom steeg de omzet terwijl de productie daalde? Is de ggz minder gaan doen voor meer? Ik wilde begrijpen hoe dat zat. De omzet van ggz-aanbieders, beter bekend als uitgaven aan of kosten van de ggz, laat zich berekenen als prijs (P) maal hoeveelheid (Q). Stijgt de omzet bij een dalende hoeveelheid dan moeten de prijzen wel zijn gestegen. Het klinkt logisch, maar klopt het ook?
Ja en nee. De NZa indexeert jaarlijks de prijzen van de DBC-zorgproducten. DBC’s worden daardoor ieder jaar iets duurder. In 2012 heeft de NZa bovendien een aantal prijswijzigingen doorgevoerd. De tarieven voor verblijf daalden, zeker. Maar relevanter is dat de prijzen voor behandeling stegen met 6,25 procent. De ggz is dus zeker minder gaan doen voor hogere prijzen, maar dit verklaart de stijging van de ggz-uitgaven niet volledig. Wat dan wel?
Kakafonie aan verklaringen
Upcoding, lange- armconstructie, dure diagnosen? Een kakafonie aan mogelijke verklaringen diende zich aan. Na een uitgebreide zoektocht kwam ik tot twee conclusies. Conclusie één: de ggz is minder gaan werken, voor een kleinere groep die samen minder behandelingen kreeg, maar de inhoud van de zorg is zwaarder geworden. Minder maar zwaardere zorg dus, meer minuten en meer ligdagen. Het aantal mensen nam bijvoorbeeld toe bij wie een stoornis in de persoonlijkheid, stemming of in de kindertijd werd vastgesteld. Deze stoornissen vormden samen de top drie van diagnoses met de langste gemiddelde behandelduur. Conclusie twee: het is zo goed als onmogelijk een sluitende kwantitatieve verklaring te vinden voor een ogenschijnlijk simpele vraag als: waarom steeg de omzet terwijl de productie daalde? Het is een raadsel en dit is zorgelijk.
Zorgelijk omdat in het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord afgesproken is dat de ggz dit jaar maximaal 1,5% mag groeien. Dat vergt sturing, maar hoe kunnen bestuurders sturen als niet helder is wat er precies gebeurt? Zorgelijk ook omdat zorgprofessionals steeds meer geacht worden te begrijpen hoe stelsel, bekostiging en wetgeving van de zorg werken, en hiernaar te handelen. Verklaringen die niet helder zijn, zullen niet begrepen, laat staan opgevolgd worden. In goed Nederlands: you can’t be what you can’t see.
Concreter is beter dus, ook als het gaat om de kosten van de zorg. Heldere verklaringen en inzicht in ontwikkelingen, procent erbij, procent eraf, helpen te begrijpen, te handelen en te anticiperen. Dat is belangrijk want zeker in de ggz is de doelstelling niet minder met meer, maar meer met minder.
Maaike de Vries
Chef Zorg, De Argumentenfabriek