Wat minister Schippers nu nog is voor de langdurige zorg buiten de muren, wordt over een paar jaar minister Plasterk van BZK. Dus alle aanleiding om nu al de correspondentie van deze minister te volgen.
De decentralisatiebrief van 19 februari jl. van minister Plasterk aan de Tweede Kamer -nog diezelfde dag door de voorzitter van de VNG, mevrouw Jorritsma-Lebbink van commentaar voorzien- is er zo één. De minister wil “tot meer samenhang komen tussen de voorgenomen decentralisaties op het terrein van ondersteuning (lees: AWBZ), participatie en jeugd”.
Vakjargon op hoog niveau
In- en uitgepraat over opschalen tot 100.000+ gemeenten, samenwerken van gemeenten als tussenoplossing en ook graag congruent, provincies het initiatiefrecht geven om ‘de van onderop herindeling’ te nuanceren, het in balans brengen van beleidsvrijheid met financiële verantwoordelijkheid. Geen afwenteling van financiële gevolgen op het rijk, maar ook het beheersbaar zijn van de financiële risico’s voor gemeenten. En last but not least de procesaanpak: stimuleren, vinger aan de pols, indringende gesprekken, monitoren en zo nodig opleggen. Kortom geen touw aan vast te knopen.
Brief zonder flauwekul
Voor insiders in het openbaar bestuur is de brief vast herkenbaar, maar of dat ook geldt voor bestuurders en professionals in de zorg valt te betwijfelen, terwijl voor hen de gemeenten binnenkort de belangrijkste financier worden. Zou minister Plasterk niet het liefst één keer zonder flauwekul de volgende brief willen sturen aan mevrouw Jorritsma en met haar alle gemeentebestuurders.
Beste Annemarie
Ik heb mijn decentralisatiebrief nog eens een keer goed gelezen en vervolgens jouw reactie erop. Mijn brief is eigenlijk vlees noch vis en jouw reactie voldoet ook aan die kwalificatie. Er zit voor minstens twee kabinetten Rutte werk in, maar het openbaar bestuur zal er niet beter van worden, denk ik. Hoewel niet zonder risico, wil ik je één keer – uiteraard strikt vertrouwelijk- op persoonlijke titel na honderd dagen BZK mijn visie geven. Ik voel me daartoe ook uitgedaagd omdat jij ruim twee jaar geleden het lef had aan het VNG- congres voor te stellen de gemeenten en provincies op te heffen en ca. 30 regiogemeenten te vormen om de bestuurlijke drukte te lijf te gaan.
Een lappendeken en bestuurlijke drukte
Eigenlijk vind ik de bestuurlijke organisatie een rommeltje geworden. Het Huis van Thorbecke bestaat alleen nog op papier. Wil het dorp Benthuizen –bijna ingesloten door Zoetermeer- bij Alphen aan de Rijn dan doen we dat. Moet ’s Gravenhage groeien met Ypenburg dan creëren we een sluiproute –waarom eigenlijk geen luchtbrug?- dwars door Rijswijk en Voorburg. Gedwongen herindelen –van onderop- omdat opschalen moet, maar met als resultaat de naast gelegen grote broer buiten de deur houden. In de speeltuin van de intergemeentelijke samenwerking is de bestuurlijke drukte al lang niet meer te overzien. Deelname in pakweg vijftien samenwerkingsregio’s is voor een gemeente geen uitzondering. Kortom een lappendeken. Je zult maar bestuurder zijn van een regionale zorginstelling en met pakweg 20 gemeenten zaken moeten doen. Bestuurlijke drukte noemen we dat.
Dat gaat niet lukken
En die lappendeken moet ik omvormen tot uitvoeringskrachtige gemeenten van meer dan 100.000 inwoners, om -zoals in mijn brief staat- “een goede partner te zijn voor maatschappelijke organisaties zoals zorginstellingen en financiële risico’s te kunnen dragen en te beschikken over de benodigde kennis en capaciteit”. Onder ons gezegd: dat gaat niet lukken. Jouw achterban voelt er geen fluit voor en politieke partijen –dat geldt niet alleen voor de onze- zijn de grondleggers van de huidige lappendeken. Daar mijn heil van verwachten, is wel erg naïef.
Herverkavelen
Het liefs zou ik een paar wijze en knappe koppen een week bij elkaar zetten met de opdracht ons mooie Nederland her te verkavelen. Het eerste wat ze moeten doen is alle huidige gemeentelijke –en ook de provinciale- grenzen vergeten. Het tweede is functies benoemen die voor burgers in het kader van het openbaar bestuur relevant zijn. Denk aan wonen, onderwijs, zorg, sociale zekerheid, werkgelegenheid, vervoer, cultuur, etc. En het derde is het vanuit centrumgemeenten met de passer een cirkel trekken, waarbij de ondergrens voor het aantal inwoners 75.000 is en de bovengrens Amsterdam. Het vierde is toetsen dat het gebied zelfvoorzienend is wat betreft de geïnventariseerde functies, zodat deze grotendeels in de ‘eigen’ gemeente voorhanden zijn. De cirkels zullen ongetwijfeld resulteren in overlap tussen de gebieden, maar met gezond verstand kunnen die worden toegedeeld vanuit het evenwicht tussen buurgemeenten.
150 gemeenten
Een dergelijke exercitie leidt tot naar schatting 150 gemeenten. Gemeenten, die het eerdergenoemde partnerschap met maatschappelijke organisaties kunnen organiseren. De operatie kan –wanneer we dit en volgend jaar onze nek uitsteken- in 2015 beginnen met in de eerste fase samenwerking binnen de buitengrenzen. Met de vorming van grote gemeenten ontstaat er ook ruimte te experimenten met nieuwe bestuursvormen binnen de gemeente om participatie en leefbaarheid in dorpen en wijken te organiseren. Uiteraard heeft de herverkaveling ook grote gevolgen voor de provincies, zowel in aantal als in taken en dat geldt ook voor de departementen in het sociale domein.
Voorrang voor een integraal sociaal domein
In de decentralisatiebrief strijden de bestuurlijke opschaling en de lopende decentralisaties binnen het sociaal domein (AWBZ, Jeugdzorg en Participatiewet) om de voorrang. Om de bezuinigingen te realiseren moet er vanaf 2014 worden gedecentraliseerd. Gemeenten zijn –zoals ik schrijf- de aangewezen bestuurslaag om in dit domein integraal beleid te voeren. Eigenlijk zou het veel beter zijn om niet –zoals nu het voornemen is- per beleidsterrein te decentraliseren, maar taken over te dragen, wanneer gemeenten integraal en ontschot sociaal beleid kunnen voeren. Er is al wel een kopgroep –bijvoorbeeld Amsterdam, Leeuwarden, Almere, Enschede, Tilburg en Nijmegen- die hiermee begonnen is, maar de meeste gemeenten zijn nog lang niet zover en hebben geen notie van wat ze te wachten staat.
Niet decentraliseren om te bezuinigen
Ik denk dat we er beter aan doen de overdrachtsdatum voor de drie terreinen vast te stellen op 1 januari 2016. Als tegenprestatie voor het uitstel moeten gemeenten een invoeringsstrategie voor het sociaal domein vaststellen. Een strategie die laat zien, dat gemeenten niet alleen de rijksboedel overnemen, maar ook dat er nieuw integraal beleid in de steigers staat met actieve betrokkenheid van de maatschappelijke organisaties. Met dit uitstel kunnen de vorming van grote gemeenten en decentralisatie ook veel beter op elkaar worden afgestemd. De ‘kopgroep’ zou al vanaf 2014 kunnen beginnen en daarvan kan het peloton dan leren. Ik realiseer me dat met een dergelijke benadering de bezuinigingen in het sociale domein in het gedrang komen, maar eigenlijk is dat korte termijn politiek en is het ook niet netjes om decentralisatie ondergeschikt te maken aan bezuinigingen.
Geen applaus, maar wel debat
Annemarie, ik ben ervan overtuigd dat we uit een ander vaatje moeten tappen dan in onze formele correspondentie. Ik verwacht niet dat mijn ideeën meteen met applaus worden begroet, maar in ieder geval ligt er wel een inhoudelijk verhaal om het debat te voeren in plaats van een waterig procesverhaal. Wellicht inspireert deze –wat onbezonnen- actie jou tot een persoonlijke reactie. Ik zie er naar uit! Met hartelijke groet, Ronald.
Een zorg minder
Voor de zorg zou het een zorg minder zijn wanneer gemeentelijke organisatie en de decentralisatie in het sociale domein –zoals minister Plasterk wil- in samenhang worden benaderd. Voor vertrouwen in bestuurskrachtige gemeenten, die klaar zijn voor integraal beleid in het sociale domein is meer nodig dan een brief zonder visie.
Gerard van Pijkeren
Onder meer toezichthouder bij diverse zorginstellingen en voorzitter van de raad van advies van een zorgkantoor.