Letterlijk betekent democratie: de macht van het volk. De grote Van Dale heeft dit begrip omschreven als de “staatsvorm, waarin het volk (door vertegenwoordigers) zich zelf regeert en vrijelijk zijn meningen en wensen kan uiten”. Als je die definitie leest, dan kan het haast niet anders dan dat die staatsvorm tot een mislukking is gedoemd.
Verdeeldheid
Behoudens enkele fundamentele issues en een paar nationaal gevoelige onderwerpen, is voor de rest het volk altijd zeer verdeeld geweest in zijn meningen en wensen. Teneinde toch enige structuur aan te brengen in de organisatie van zoveel meningen en belangen is de volksvertegenwoordiging onontbeerlijk. Op een overzichtelijke wijze kan dan de besluitvorming plaats vinden via de keuzes van het parlement en de daarin participerende politieke partijen. Die worden dan weer gevoed in hun keuzeprocessen door meningen en belangen van de achterbannen die zij vertegenwoordigen. De organisatie van dat proces loopt langs de lijnen van de onderscheiden verkiezingsprogramma’s en de periodieke verkiezingen. Op het eerste gezicht lijkt dat een heel handzame en doelmatige manier van besturen op te leveren. In de moderne praktijk lijkt het beeld en de perceptie van dat beeld er heel anders uit te zien. Wat zien we tegenwoordig als we, met de bril van het volk, kijken naar het feitelijke schouwspel van de democratie door de vertegenwoordigers.
Gedragingen en opvattingen
Dan hebben we het over het Nederlandse Parlement, in casu de Tweede Kamer en zijn bewoners. Een paar noties vooraf die kenmerkend zijn voor bepaalde kringen in het volk: “het zijn allemaal zakkenvullers”; “links lullen en rechts vullen”; “die lui zitten daar alleen maar voor hun eigen”; ook het mooie woord “ladelichters” wordt veelvuldig gebruikt. In die kringen is het respect voor het nobele beroep van volksvertegenwoordiger nagenoeg verdwenen. Dan kan men natuurlijk zeggen dat de heffe des volks er niets van begrijpt, maar dat is een opvatting die niet strookt met een democratische staatsvorm. Het kan ook zijn dat de gedragingen van de vertegenwoordigers in bepaalde kringen van het volk aanleiding zijn om dergelijke opvattingen er op na te houden.
Ambtenaren
Er zijn ook andere noties te noteren, zeker in kringen die iets hoger in de sociale stratificatie staan, waarin de vertegenwoordigers worden beschouwd als noodzakelijk kwaad, ze moeten er zijn, maar je hebt er niets aan. Ze lossen de problemen niet echt op. Ze begrijpen er niets van en maken onwerkbare regels. Kortom, het zijn allemaal ambtenaren, is vaak de eindconclusie.
Autocratie
In nog weer wat hogere kringen wordt het spel wat dichterbij gevolgd. Er is wel sprake van een zekere depreciatie van de volksvertegenwoordiging, maar men ziet toch ook wel de noodzaak er van in. Het functioneert natuurlijk niet goed, maar wat is het alternatief? Dat is er niet. Een enkeling in die kringen oppert de mogelijkheid van een verlicht leiderschap door een bekwame, alom gerespecteerde autocraat (volgens Van Dalen een alleenheerser).
Verlicht leiderschap
Vervolgens gaan we naar een vierde laag op de sociale ladder. Degenen die het politieke spel nog dichter bij volgen zoals goed geïnformeerde krantenlezers, hogere beleidsambtenaren, academisch geschoolde werkers in de semicollectieve sectoren en leden van de verschillende politieke partijen. Deze lieden blijken wel gevoel en begrip te hebben voor de wijze waarop het spel van de democratie wordt gespeeld. Zij achten de huidige verschijningsvorm nog steeds de enige juiste en onvermijdelijke manier om democratisch een land te besturen. Verlicht leiderschap is in die kringen niet aan de orde.
De vertegenwoordiging
Tenslotte de vertegenwoordigers zelf. Daar zit waarschijnlijk het grootste misverstand over hun eigen functioneren en de perceptie daarvan in de verschillende kringen van het volk. Zij vinden zich stuk voor stuk zeer bekwame volksvertegenwoordigers, deskundig op de hun toegewezen beleidsterreinen, en daadwerkelijk bezig met het behartigen van de democratische wensen en belangen van hun respectievelijke achterbannen. Kortom zij zijn eigenlijk de enige die tevreden zijn over het optreden van onze volksvertegenwoordigers.
Kanttekening
De onvermijdelijke kanttekening die hierbij gemaakt moet worden is dat een dergelijk verschil van appreciatie tussen het volk en de vertegenwoordigers van het volk alleen kan ontstaan door een grote afstand tussen beiden. Die afstand is ook groot, mede in het licht van de modus operandi van de vertegenwoordigers van het volk. Zij denken in abstracte termen als moties, algemeen overleg, nota’s en beleidsstukken, regelgeving en amendementen, commissie- en plenaire debatten, interventies en interpellaties. Kortom een jargon dat ver buiten de gemiddelde communicatieve wereld van het volk ligt. Een Kamerlid dat denkt een maatschappelijk probleem te hebben opgelost door het stellen van Kamervragen. Of denkt dat de wereld verandert door het vragen om een nota van regeringszijde, of door het instellen van een commissie of een werkgroep, of door het vragen naar het zoveelste rapport.
Ego’s en spelletjes
In het debat rond de Eurocrisis zien we al deze verschijningsvormen weer terug. Het ging om de vraag of iemand een fout had gemaakt, of iemand excuses moest aan bieden, of iemand daar politieke gevolgen aan moest verbinden, of er een motie van wantrouwen moest komen. Waar het niet of veel te weinig over ging was het probleem van de Eurocrisis zelf. Het debat is de zoveelste aanleiding voor grote delen van het volk om vast te stellen dat het in Den Haag alleen maar gaat om ego’s, om spelletjes, om elkaar vliegen af te vangen, maar niet om het volk in zijn wensen en belangen te dienen. De kern van de democratie dus.