Voor de komende verkiezingen voltrekt zich een erg Hollands ritueel: de doorrekening door het Centraal Planbureau (CPB) van de programma’s van de politieke partijen. Dat is meestal een wat schimmig proces.
Hierbij gaan beleidsvoornemens heen en weer, worden ze aangepast en uiteindelijk door het CPB van een bedrag voorzien. Want daar gaat het uiteindelijk om, zeker in een tijd van budgettaire krapte: wat kosten al die plannen, of wat leveren ze op? De gevolgen zijn groot, ook op het terrein van de zorg: afhankelijk van het oordeel van het CPB komen partijen tot andere beleidskeuzes, met andere bezuinigingsvoorstellen.
Doorrekening verkiezingsprogramma’s
Vorige week heeft het CPB, bij mijn weten voor het eerst vooraf, de uitgangspunten bij de doorrekening van verkiezingsprogramma’s gepubliceerd. Die transparantie is te prijzen. Maar daarmee is ook alles gezegd. Want de keuzes van het CPB op het terrein van de zorg zijn ongefundeerd en schadelijk, voor de zorgsector en voor Nederland. En dat in een stuk van vier pagina’s dat, meer dan alle rapporten van adviesraden en planbureaus de afgelopen twee jaar, bepalend zal zijn voor het Nederlandse zorgbeleid. Verbazingwekkend genoeg bleef het na de verschijning oorverdovend stil. Waar is de media-aandacht? Wie stelt Kamervragen?
Kritiek op keuzes
De kritiek op het CPB is niet nieuw. Bij de vorige doorrekening, in 2010, had het CPB in het basispad een verhoging van het eigen risico in de zorgverzekering naar 775 euro opgenomen. Elke partij die deze verhoging niet wenste – en dat waren ze gek genoeg allemaal – moest eerst fors geld reserveren om die verhoging ongedaan te maken. Het CPB heeft deze aanname nu laten vallen. Een ander punt van kritiek betrof de manier waarop tegen de hervorming van de langdurige zorg werd aangekeken. Anders dan het ambtelijke Heroverwegingsrapport Langdurige Zorg kende het CPB geen besparing toe aan overheveling van (delen van) de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet, met uitzondering van de revalidatiezorg. Ook voor uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars in plaats van zorgkantoren werd geen opbrengst ingeboekt. Dat leidde ertoe dat verschillende politieke partijen die eerst op deze lijn zaten uiteindelijk kozen voor heroverwegingsvarianten voor de AWBZ die volgens het CPB wel opbrengsten opleverden: overheveling naar gemeenten dan wel uitvoering door een landelijk overheidsorgaan. Desondanks is in het regeerakkoord gekozen voor uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars – zo stevig was het politieke vertrouwen in het oordeel van het CPB blijkbaar niet.
Ongefundeerde aannames
Deze keer is het allemaal nog erger. Volgens het CPB leidt overheveling van de uitvoering van de AWBZ naar zorgverzekeraars tot een stijging van de uitgaven met ½ miljard in 2017, en moet er bij risicodragende uitvoering bovendien ook nog 30 miljard aan vermogensbuffer worden opgebouwd. Met name dat laatste is ongehoord: bij de beoogde uitvoering van de AWBZ voor eigen verzekerden is, net als in de zorgverzekering, sprake van een schadeverzekering met een looptijd van een jaar, met een risicoverevening die het mogelijk maakt om iedereen te accepteren. In geen enkel advies, van De Nederlandsche Bank noch van de Europese Commissie, is ooit sprake geweest van de noodzaak van financiering op basis van kapitaaldekking. Ook de veronderstelde structurele kostenstijging wordt op geen enkele manier onderbouwd. De ervaringen tot nu toe, bijvoorbeeld met ketenzorg bij dementie, laten juist zien dat een samenhangende inkoop kan leiden tot substantiële voordelen in kwaliteit en kosten: door een combinatie van vroegsignalering, een gerichte inzet van huisarts en wijkverpleegkundige in combinatie met een ondersteuning van mantelzorg, kunnen kwetsbare ouderen veel langer thuis blijven wonen waardoor de kwaliteit van leven toeneemt en het beroep op dure intramurale voorzieningen wordt teruggebracht. En de uitvoeringskosten? Die liggen inderdaad in de zorgverzekering iets hoger dan in de AWBZ, maar dat verschil wordt meer dan goed gemaakt door een efficiëntere inkoop. Bovendien zijn in de “publieke” AWBZ de uitvoeringskosten de afgelopen jaren fors gestegen, terwijl de “private” zorgverzekering juist een scherp dalende trend laat zien. Het bedrag dat het CPB raamt voor uitvoering AWBZ door zorgverzekeraars, zo’n 250 miljoen euro, is (opnieuw) nergens op gebaseerd
Het CPB snapt niets van de zorg
Wat zit hierachter? Doet het CPB nu opeens aan politiek? Nee, het antwoord is veel simpeler: het CPB snapt niets van de zorg. Tot zo’n tien jaar terug was men daar ook vrij eerlijk over: de “raming” van de zorguitgaven was gebaseerd op de demografische ontwikkeling en de verwachte inflatie, met daarbovenop eventueel nog een beleidsmatig “kopje”. De afgelopen jaren is gepoogd om veel inhoudelijker naar de zorg te kijken en te komen tot een onderbouwde raming van de uitgavenontwikkeling in de zorg en de gevolgen van verschillende beleidskeuzes. Helaas, kunnen we nu wel constateren, zonder enig succes. De afgelopen tien jaar heeft het CPB de ontwikkeling van de zorguitgaven consequent veel te laag geraamd. Anders dan veel mensen denken, ligt aan die raming ook geen ingewikkeld macro-economisch model te grondslag, maar komt deze in wezen neer op het doortrekken van de uitgaventrend uit het verleden. Als we kijken naar de analyse van beleidsvarianten, dan zien we juist weinig consistentie. Zes jaar geleden, in het rapport Handle with Care, toonde het CPB zich nog voorstander van overheveling van de ouderenzorg naar de zorgverzekeringswet en gaf daaraan de voorkeur boven uitvoering door gemeenten. Nu ligt het dus precies andersom.
Laat de boekhouding niet het beleid bepalen
Hoe moet het dan wel? Niemand ontkent de belangrijke rol die het CPB speelt in het vergelijkbaar maken van politieke beleidsvoornemens. Nederland onderscheidt zich daarmee in gunstige zin van andere landen, waar creatief ramen door politieke partijen en overheid een hoge vlucht neemt. En ook in de zorg is het CPB redelijk in staat om de gevolgen van een overzichtelijke beleidsmaatregel, laat ons zeggen het verhogen van het eigen risico, uit te rekenen. Maar het CPB is niet in staat om de gevolgen van ingrijpende hervormingen re ramen – bijvoorbeeld de overheveling van delen van de AWBZ naar de zorgverzekering, of juist het vervangen van zorgverzekeraars door regionale zorgkantoren in de curatieve zorg. Door daar toch bedragen aan te koppelen gooit het CPB de eigen naam te grabbel en dicteert het politieke keuzes – want er is geen politieke partij die op dit moment een half miljard “kwijt” wil zijn aan een stelselwijziging die juist tot grotere doelmatigheid zou moeten leiden. Het zou het CPB sieren om bij dit soort voorstellen helemaal af te zien van een opbrengstraming en eerlijk uit te komen voor de eigen beperkingen. Hetzelfde zou moet gelden voor de politiek: zet in op structurele hervormingen in de zorg en elders, maar verwacht geen schijnzekerheid over de budgettaire opbrengst. Laat de boekhouding niet het beleid bepalen.
Pieter Hasekamp
Algemeen directeur Zorgverzekeraars Nederland