Het Catshuisoverleg is mislukt. Er komen nieuwe verkiezingen. Dat betekent onzekere tijden, voor Nederland als geheel, maar ook voor de zorgsector. Wat gaat de toekomst brengen?
De zorg wordt ongetwijfeld één van de bepalende thema’s bij de komende verkiezingscampagne en de daarop volgende kabinetsformatie. Alleen al om budgettaire redenen: de zorgsector heeft inmiddels een omvang van zo’n 70 miljard euro en is verreweg de grootste stijger onder de collectieve uitgaven. En omdat nu eenmaal niets gratis is, wordt die zorg duur betaald, vaak zonder dat mensen dat weten. Zouden de tweeverdieners op anderhalf keer modaal, de politieagent en de verpleegkundige die samen nog geen 50 duizend euro bruto per jaar verdienen, zich realiseren dat ze alles bij elkaar zo’n 11.500 euro aan zorg besteden – bijna een kwart van het bruto gezinsinkomen? Volgens sommige prognoses van het CPB stijgt dat aandeel, bij ongewijzigd beleid, naar zo’n 40 procent in 2040.
Politieke verdeeldheid
Dat is evident onhoudbaar en vraagt dus om maatregelen. Maar welke? De meningen lopen meer dan ooit uiteen. Het kabinet Rutte heeft een tweesporenbeleid gevoerd. Aan de ene kant is de zorgsector ontzien bij de bezuinigingen: er zou tot en met 2015 zelfs nog zo’n 15 miljard euro bij komen. Aan de andere kant is wel degelijk een aantal structurele hervormingen doorgevoerd, om te beginnen in de curatieve zorg: prestatiebekostiging in de ziekenhuiszorg en de farmacie, vrijwel volledige risicodragendheid voor zorgverzekeraars. En in de langdurige zorg stonden voor 2013 verschillende maatregelen op de rol: overheveling van begeleiding naar gemeenten, uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars.
Geen staatsgezondheidszorg
Hoe nu verder? Een deel van de politiek ziet “marktwerking” in de zorg als de bron van alle kwaad. De oplossing is dan simpel: schaf de zorgverzekeraars af en ga werken met regionale budgetten. Het gekke is – dat is precies hoe we de afgelopen jaren de AWBZ hebben aangestuurd. Diezelfde AWBZ waar de uitgavengroei de afgelopen tien jaar op 7 procent per jaar lag, duidelijk hoger dan in de curatieve zorg. De AWBZ waar Nederland internationaal sterk uit de pas loopt: we scoren vrij gemiddeld als het gaat om uitgaven aan curatieve zorg, maar zijn absolute koploper als het gaat om langdurige zorg. En tegelijkertijd klagen we juist bij de AWBZ over achterblijvende kwaliteit en gebrek aan keuzemogelijkheden voor cliënten. Jazeker – hervormingen zijn nodig, maar dan vooral in de langdurige zorg. De zorgverzekering heeft zich de afgelopen jaren juist bewezen, ook in internationaal opzicht, als een stelsel waarin doelmatigheid, kwaliteit en klantgerichtheid goed kunnen samengaan. Natuurlijk, er moet nog meer gebeuren, zeker als het gaat om kostenbeheersing. Ik kom daar zo op. Maar terug naar staatsgezondheidszorg, met bijbehorende wachtlijsten en bureaucratie, is geen oplossing.
Beter en betaalbaar
Wat dan wel? Ik heb twee jaar geleden, eveneens in de aanloop naar nieuwe verkiezingen, een aantal voorstellen geformuleerd voor betere en betaalbare zorg. Het is interessant om die maatregelen nog eens tegen het licht te houden. Een deel is gerealiseerd, soms zelfs versneld, zoals de vergroting van risicodragendheid voor aanbieders en zorgverzekeraars. Een deel is in gang gezet maar nog lang niet afgerond, zoals het verankeren van kwaliteitstransparantie en van een houdbaar verzekerd pakket. En een deel van de agenda, met name op het terrein van de AWBZ en de langdurige zorg, moet echt nog van de grond komen.
Gezamenlijke agenda
Nu is het moment om de handen uit de mouwen te steken en die agenda gezamenlijk vorm te geven. Ik heb eerder aangegeven dat daarvoor drie dingen essentieel zijn. Ten eerste, een reëel budgettair kader, dat uiteraard rekening houdt met de krappe budgettaire situatie, maar ook uitgaat van een realistische ontwikkeling van de zorgvraag. Ten tweede, ruimte voor partijen om integraal te sturen op gezondheidswinst, in plaats van op productie. En ten derde, afrekenen op resultaat, in de vorm van kwaliteit en betaalbaarheid. Het hoofdlijnenakkoord ziekenhuizen heeft bewezen dat het mogelijk is om concrete afspraken te maken over betere en betaalbare zorg – en belangrijker, dat het ook mogelijk is die afspraken door te vertalen naar een echte trendbreuk op het niveau van de individuele zorginstelling en de ordening van de zorg in de regio. Zeker, er moet nog veel gebeuren, en het is jammer dat het hoofdlijnenakkoord voor de GGZ er nog niet ligt – overigens vooral door het ontbreken van duidelijkheid over het budgettaire kader. Maar laat dat vooral een aansporing zijn voor de zorgsector om zelf aan de slag te gaan en niet af te wachten wat de politiek ons gaat brengen. Op naar een gezamenlijke agenda voor de zorg.
Pieter Hasekamp, directeur Zorgverzekeraars Nederland