Hoe kan het HBO-onderwijs zich voorbreiden op de toekomst van de gezondheidszorg? Weinig domeinen van het HBO zijn zo in beweging als de gezondheidszorg. De toename van technologische mogelijkheden en de veranderende opvattingen over goede zorg zorgen voor veel dynamiek.
Idealiter is een schets van de toekomst leidend voor de invulling van het opleidingstraject, maar voor de gezondheidszorg is het bijzonder lastig om dit beeld te schetsen. In plaats van één toekomstbeeld kunnen we beter uitgaan van een speelveld dat wordt gevormd door een aantal spanningen die bepalend zullen zijn voor de toekomstige beroepsprofielen.
Aanleiding
De HBO-raad heeft onlangs een verkenningscommissie ingesteld die een ijkpunt moet gaan formuleren voor het HBO-onderwijs gezondheidszorg. De commissie bestaat uit een aantal veldspecialisten en twee vertegenwoordigers van het HBO, in totaal zeven leden onder voorzitterschap van Anton Westerlaken. De commissie heeft een straf tempo en zal, naar verwachting, in februari 2013 al rapporteren aan bestuur van de HBO-raad. Bij de dynamiek van de ontwikkelingen hoort ook de dynamiek van de moderne communicatiemiddelen. Iedereen mag een inbreng hebben. Heb je een interessant inzicht/voorbeeld/opvatting over HBO-gezondheidszorgonderwijs ga dan naar LinkedIn of stuur een bericht aan a.zimmerman@hbo-raad.nl.
Het speelveld in zes thema’s
Eerlijk gezegd word ik wat moe van de rijtjes ontwikkelingen in de gezondheidszorg die steeds de revue passeren. Het zijn steeds dezelfde: minder personeel, meer zelfmanagement, minder middelen. Interessanter is het om te constateren dat er meerdere tegenstrijdige ontwikkelingen gaande zijn. Deze vormen tezamen een speelveld waarin de nieuwe praktijken zich gaan ontwikkelen. Ik noem er zes.
- Integraal en specialistisch. De wens is om veel meer uit te gaan van een integrale aanpak, zie de terugkeer van de wijkverpleegkundige. Tegelijkertijd zijn de hoogspecialistische mogelijkheden steeds uitgebreider, en ook die willen we gebruiken.
- Preventie en terugdringen zorg. Preventie is een sleutelwoord in de houdbaarheid van de zorg. De RVZ is veel gecomplimenteerd met het rapport van Ziekte en Zorg naar Gezondheid en Gedrag. Wat we ons minder realiseren is dat in dit regime steeds meer gewone domeinen van het leven (voeding, mobiliteit) onderwerp worden van gezondheidszorg in het kader van preventie. Tegelijkertijd willen we de gezondheidszorg weer terugdringen uit ons persoonlijke leven en meer eigen regie houden en hernemen. Beiden kunnen lastig gelijktijdig worden gerealiseerd.
- Standaardisering en persoonlijk oordeel. Enerzijds streven we naar steeds meer standaardisering omdat het veiliger is. Protocollen in de langdurende zorg moeten voorkomen dat er fouten worden gemaakt. Tegelijkertijd stellen we dat een professional op grond van haar eigen beoordeling moet kunnen handelen. Dat is niet voor alle zorgverleners een eenvoudige combinatie.
- Technologie en aandacht. De mogelijkheden die de technologie ons bieden zijn enorm, zowel in de curatieve als de langdurende zorg. Het leidt tot meer veiligheid, kwaliteitsverbetering, maar menigeen is bang dat het ten koste gaat van de aandacht, de fysieke aanwezigheid. De praktijk wijst uit dat er weldegelijk een combinatie mogelijk is, maar voor studenten HBO-V is technologie toch vaak primair een koude relatie. Zij kiezen liever voor persoonlijke aandacht.
- Eenduidig en flexibel. De nieuwe profielen zijn een antwoord op de vraag naar eenduidigheid. Er moeten duidelijke beroepsprofielen (V&V 2020) komen met als bouwstenen de voor iedereen herkenbare kwalificaties. Tegelijkertijd is de gezondheidszorg zozeer in verandering dat ook de beroepsmatige ontwikkelingen snel zullen (moeten) gaan. De vraag is bijvoorbeeld of het verschil tussen ouderenzorg en gehandicaptenzorg blijft bestaan wanneer de scheiding van wonen en zorg is doorgevoerd en alle cliënten zo lang mogelijk thuis wonen. Wijkservices moeten breed georiënteerd zijn, en anderhalfdelijns zorg bieden.
- Behoud van identiteit en samenwerking. Een zorgverlener is geen welzijnswerker of maatschappelijk werker. Dit uitgangspunt ondersteunt de behoefte aan een herkenbare beroepsidentiteit. Tegelijkertijd is voor iedereen helder dat er veel meer in ketens gewerkt moet worden, waarbij de schotten tussen de disciplines doordringbaar zijn. Samenwerking vereist investering in en kennis van de andere domeinen, dus juist niet terugtrekken op het eigen domein of een beroep doen op de eigen beroepsidentiteit.
Hoe de toekomst eruit ziet? Wie het weet mag het zeggen. Ga naar LinkedIn, daar start binnenkort een discussie.