Aan de plannen van het Kabinet om verantwoordelijkheden in het sociale domein over te hevelen naar gemeentebesturen wordt op allerlei fronten hard gewerkt. Dat gebeurt, terwijl de plannen over de drie decentralisaties (jeugd, participatie, AWBZ) nog niet of nauwelijks zijn vastgelegd in wetten.
Dit is gebruikelijk in ons land. De uitvoering wordt alvast ter hand genomen nog voordat plannen officieel in een wet zijn vastgesteld. Daar is ook veel voor te zeggen. Het tempo van wijziging zou anders dramatisch dalen. Tegelijkertijd schuilt er ook een groot gevaar in, namelijk dat de wetgeving uiteindelijk leidt tot belangrijke wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke plannen. Dat risico is nu levensgroot. Belangenorganisaties verhogen de druk op kabinet en Tweede Kamer om uitzonderingen te maken in de overheveling van functies naar gemeenten en om de gemeenten aan strakke regels en afspraken te binden. Dat gebrek aan vertrouwen zou wel eens het grootste risico kunnen zijn voor de drie decentralisaties.
Extra eisen
In de plannen van het kabinet krijgen gemeenten de opdracht om het sociale domein op een andere manier vorm te geven. Die opdracht gaat gepaard met de toezegging van veel beleidsvrijheid en de consequentie dat in het budget fors geschrapt wordt. De gemeenten hebben die opdracht in beginsel aanvaard. Maar wat als de Tweede Kamer extra eisen gaat stellen aan de gemeenten? Voor je het weet verdwijnt de toegezegde beleidsvrijheid, terwijl het krappere budget wél overeind blijft. Dat is wat er dreigt. In dat geval ontstaat een zichzelf vervullende vrees. Juist als het gevolg van de extra regels wordt het gemeenten onmogelijk gemaakt om het vertrouwen waar te maken.
Oude denken
We zien het nu al bij de voorbereiding van de uitvoering van de nieuwe jeugdwet. Gemeenten liggen aan de leiband van het Kabinet, dat onder druk van de Tweede Kamer eisen heeft gesteld. Zo moeten samenwerkingsverbanden van gemeenten per 31 oktober in regionale transitie-arrangementen hebben vastgelegd hoe ze de continuïteit van de zorg garanderen. Het gevolg is dat gemeenten die zelfde druk weer door vertalen naar jeugdzorgorganisaties en schriftelijk allerlei informaties opvragen om op tijd voor het kabinet te kunnen aantonen dat ze jeugdzorgproof zijn. De regeldrift van de rijksoverheid vertalen de gemeenten door in regeldrift naar de zorgorganisaties. Het gevolg laat zich raden. Het oude denken (financiën gedreven, ieder voor zich) viert hoogtij. Dit is dus niet hoe het moet en hoe het kan. Kansen om het anders te doen ontstaan juist door de handen ineen te slaan en de inhoud van het werk voorop te stellen. Dat doe je niet door bureaucratische inventarisaties, maar door samen op zoek te gaan naar mogelijkheden, die door het huidige systeemdenken geen kans krijgen.
Vertrouwen en respect
Wil een decentralisatie een serieuze kans van slagen hebben, dan dient de basisafspraak overeind te blijven. Korting op het budget dient dus hand in hand te gaan met beleidsvrijheid. Juist dan zijn gemeenten maximaal in de gelegenheid om innovatieve oplossingen te realiseren samen met burgers, die ondersteuning behoeven en professionals van zorg- en welzijnsorganisaties. Gemeenten kunnen immers alleen vertrouwen geven, wanneer ze dat van de rijksoverheid ook ontvangen. Dat vraagt een Tweede Kamer met een rechte rug, die ruimte geeft aan de collega’s in de gemeentebesturen. Daar is ook alle reden voor. De bevoegdheden worden immers niet voor niets overgeheveld. Het productiesysteem in de zorg barst uit zijn voegen. Het is de hoogste tijd om het anders te gaan doen. De gemeenten hebben daarvoor ruimte nodig. Het vraagt van belangenorganisaties om terughoudend te zijn bij het formuleren van aanvullende eisen. Het brengt de Tweede Kamer in de positie om op haar handen te gaan zitten en vertrouwen uit te stralen naar gemeentebesturen.
Frans Wilms
Bestuurder bij Radar