Wat is het vervolg op het Europese Jaar 2012 over ‘Actief Ouder worden en Solidariteit tussen generaties’? De samenwerking tussen generaties staat onder spanning door de vergrijzing en de aanhoudende economische crisis.
De negatieve stereotypering en beeldvorming tussen generaties moet worden aangepakt, op lokaal, regionaal en nationaal niveau. De Europese Raad riep op om tot concreet beleid te komen dat de sociale cohesie en het welbevinden van alle generaties bevordert. Maar hoe?
Houdbare ouderenzorg
De gemeente Rotterdam en zorgverzekeraar Achmea willen samenwerkende generaties de stimuleren tot nieuwe ideeën voor een houdbare ouderenzorg. Daarvoor is een prijsvraag uitgeschreven waarvan de uitreiking zal plaatsvinden tijdens een congres op 20 juni a.s. Ter afsluiting houd ik mijn oratie over Management & Organisatie van de Ouderenzorg.
Generaties in een notedop
Een generatie staat voor een categorie mensen geboren in dezelfde periode (meestal zo’n 15 jaar) met gedeelde levensgeschiedenis en leefomstandigheden en gedeelde invloed en beleving van de tijdgeest. Zelf behoor ik -ach arme- tot de verloren generatie X (geboren tussen 1956-1970) die nu haar tweede wereldcrisis meemaakt. De huidige zorgbehoevende ouderen komen uit de vooroorlogse generatie (1910-1930) en de stille generatie (1931-1940), met relatief veel vertrouwen in gezag, overheid en collectieve voorzieningen.
Dat geldt veel minder voor de protestgeneratie (1941-1955) die zich nadrukkelijk roerde. Deze babyboomgeneratie wordt verweten het goed voor zichzelf geregeld te hebben met banen, huizen en pensioenen en bovendien geen plaats te willen maken voor jongere generaties. Ook in de discussie over de ouderenzorg zal de protestgeneratie zich echter laten horen. Denk aan oprukkende concepten als zelfmanagement en ‘shared decision making’. De pragmatische generatie (1971-1985) verdringt in werkorganisaties langzamerhand de protestgeneratie en richt zich op zelfontplooiing, integriteit en levensgeluk, belangrijker dan werk. Deze generatie is het trage leren, besluiten en polderen zat, bouwt zelf (kennis)netwerken op meer informele basis. Hier evolueert zelf-redzaamheid naar samen-redzaamheid in buurtnetwerken. De grenzeloze generatie Einstein (vanaf 1986) doet dat via de digitale wereld, gericht op authenticiteit en flexibel werken in sfeervolle omgevingen met weinig hiërarchische sturing. Meedoen in meerdere zelfgekozen netwerken (‘multitasking’) en toegevoegde waarde leveren is de belangrijkste drijfveer.
Generaties rond ouderenzorg
Familierelaties die meerdere generaties omvatten worden steeds belangrijker door o.a. langere levensduur, uitstel van huwelijks- en gezinsvorming en toenemende instabiliteit van partnerrelaties. Aldus het Sociaal Cultureel Planbureau in “Wisseling van de wacht; generaties in Nederland” (2010). De eerste na-oorlogse generatie heeft per saldo minder geprofiteerd van de overheid dan latere cohorten. Het is de vraag of dat voor de jongste generaties ook nog goed uitpakt. Er zijn aanwijzingen dat jongvolwassenen meer en langer ouderlijke (financiële) steun behoeven dan vroeger. De vanzelfsprekendheid dat iedere generatie het beter heeft en doet dan de vorige, begint te tanen. Over hun hele levensloop bieden kinderen duidelijk minder steun aan hun ouders dan zij andersom ontvangen, wellicht door de slechtere sociaal-economische omstandigheden. De relatie tussen ouders, kinderen en kleinkinderen is gemiddeld veel hechter, warmer en persoonlijker geworden, meer op voet van gelijkheid dan gezag. Intergenerationele steun en mantelzorg is vooral een zaak van vrouwelijk initiatief. Vrouwen uit de verloren- en protest-generaties ‘multitasken’ als geen ander: eigen deeltijdbaan, schoolgaande kinderen, afhankelijk wordende (schoon)ouders en ook nog echtgenoot. Dit leidde er toe dat mannen meer tijd moesten besteden aan de zorg voor (jonge) kinderen, maar bij de jongste generaties kantelt dit al weer. De nieuwe man wordt niet geboren, maar gemaakt met gericht beleid, aldus het SCP. Mantelzorg blijft vrijwel onverminderd stevig geworteld in de Nederlandse samenleving. Maar de verzorging van verwanten heeft grenzen in duur en belasting van het eigen gezin. De bereidheid om familiezorg te ontvangen is kleiner dan die om te geven, zeker als het gaat over persoonlijke verzorging. Met een overheid die terugtreedt in deelterreinen als zorg, welzijn en AOW wordt dit een extra uitdaging voor mantelzorg door en aan toekomstige ouderen.
Naar nieuwe solidariteit
Solidariteit tussen jong en oud, in familieverband, vrijwilligerswerk en professionele zorgverlening vergt nieuwe vormen. Niet alleen tussen generaties van jong en oud, maar ouderen in de derde levensfase zullen meer solidariteit met ouderen in de vierde levensfase moeten opbrengen. Op het microniveau van de eigen familie is die solidariteit vanzelfsprekender dan op het macroniveau, dat blijkt wel uit de heftige AOW- en pensioendebatten. Ouderen dienen langer en actiever te participeren in de maatschappij, niet alleen qua werk, maar in breed sociaal, economische, politiek en cultureel perspectief. Jongeren kunnen veel meer gebruik maken van de kennis, ervaring en vaardigheden van ouderen, maar ook vice versa. Jonge werknemers in de zorg zien zichzelf geconfronteerd met een samenloop van moeilijke sociaal-economische ontwikkelingen, en moeten tegelijkertijd de zorg leveren aan een groeiende groep ouderen die zelfbewuster en veeleisender worden.
Gebiedsgerichte werken
Zorg en welzijn rondom ouderen zal meer in samenwerking en wederkerigheid tot ruilrelaties moeten komen om verdere verwijdering tussen generaties te voorkomen. In het nieuwe gebiedsgerichte werken van veel gemeenten, liggen kansen om generaties in straten en buurten bijeen te brengen in nieuwe flexibele ruilrelaties van hulpbronnen, kennis, beschikbare tijd en opgedane ervaring. Samenredzaamheid tussen mannen en vrouwen uit verschillende generaties, hoe zou dat er uit kunnen gaan zien?
Robbert Huijsman
Senior manager Kwaliteit & Innovatie bij de divisie Zorg & Gezondheid van Achmea en bijzonder hoogleraar Management & Organisatie van de Ouderenzorg bij het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg, Erasmus Universiteit Rotterdam