Het Zorginstituut heeft onlangs het kwaliteitskader verpleeghuiszorg opgenomen in haar register. Daarmee is het kader nu de wettelijke basis voor de kwaliteit in de Nederlandse verpleeghuizen. De bijzondere aanleiding van het tot stand komen van het kwaliteitskader is het manifest van Hugo Borst waarin hij de, in zijn ogen, wantoestanden in de verpleeghuizen aan de kaak stelt. Kern van zijn betoog is dat er veel te weinig verzorgenden zijn, tegenover een teveel aan dure managers.
Nu het kwaliteitskader er is, wordt de volgende stap het vinden van een maat om deze kwaliteit te toetsen. Minister Hugo de Jonge meent die gevonden te hebben in de samenstelling van het personeelsbestand. Momenteel is de opbouw van de personele formatie van een gemiddeld verpleeghuis nog de maatstaf. De minister neemt het gedachtegoed van Borst over in die zin dat verpleeghuizen die weinig geld steken in managers en administratie en juist veel investeren in hun personeel, in het vervolg de norm worden.
De Jonge wil waarborgen dat de veelbesproken 2,1 miljard euro die de komende jaren extra naar de verpleeghuiszorg vloeit, aan personeel op de vloer wordt uitgegeven. In principe moet 85 procent van het geld besteed worden aan de medewerkers. Iedere instelling moet vooraf uitleggen waaraan zij het geld wil uitgeven. Blijken de middelen niet goed besteed, dan worden ze teruggevorderd. Te veel aan management, kan dan een dure zaak worden…
Kengetallen
Bij het toetsen van de kwaliteit zal onder meer worden gekeken naar kengetallen van bijvoorbeeld het aantal verzorgers en vrijwilligers, de aard van de aanstelling, het ziekteverzuim, de in-, uit-, en doorstroomcijfers en de ratio personele kosten/opbrengsten. De interpretatie van de cijfers gaat mogelijk ingewikkeld worden. Als namelijk, volgens het wereldbeeld van Hugo Borst, niet meer geïnvesteerd mag worden in managers, zullen zaken onherroepelijk misgaan. Managen is namelijk niet simpel in een duur kostuum door het verpleeghuis lopen en eigen zakken vullen. Het is vooral en voornamelijk het met oprechte interesse begeleiden en ondersteunen van de mensen bij het uitvoeren van hun werk.
In veel organisaties is de laatste jaren goedbedoeld doch rücksichtslos overgestapt op het principe van zelfsturende teams: de managementlaag werd eruit gesneden en teams werden zelf verantwoordelijk voor de uitvoering en organisatie van het werk. Jos de Blok had met Buurtzorg immers het succes van deze formule aangetoond! In de haast werd echter vergeten dat de teams van Buurtzorg bestaan uit hoogopgeleide verpleegkundigen die relatief laag complexe zorg invoeren. In de meeste verpleeghuizen geldt echter dat de teams bestaan uit medewerkers op mbo-niveau, die opgeleid zijn in de traditie van het ‘oude’ verpleeghuis: met veel liefde zorg verlenen aan bewoners, waarbij de markt van zorgvraag en zorgaanbod ver weg is.
Als gevolg van de transities is de verpleeghuiszorg de laatste jaren ook drastisch veranderd; de relatief laagcomplexe zorg wordt nu immers thuis geleverd vanuit de wijkverpleging. Daar waar zelfsturing als bezuiniging is ingevoerd dreigt nu zelfontsporing… In het kwaliteitskader is het lerend netwerk een belangrijk instrument. Leren vraagt echter om docenten. In dit geval mensen die de medewerkers ondersteunen en coachen in het werk. Helaas voor Hugo Borst zijn dit vaak leidinggevenden, en in het Engels noemen we die mensen: managers.
Emotie
Mocht blijken dat om de zorg weer gezond te maken in sommige huizen toch weer managers aangesteld moeten worden om het personeel te ontzorgen, ben ik benieuwd naar de uitkomst. Hugo de Jonge heeft eerder laten blijken dat hij lef heeft, laten we hopen dat hij dat nu ook heeft in dit dossier en dat hij, in het belang van cliënt en verzorgende, niet te veel leunt op de emotie van die andere Hugo.
Een ander risico is dat het kwaliteitskader dreigt te verworden tot een inkoopvoorwaarde: de verpleeghuizen (en dus de zelfsturende teams) moeten registreren om verbeteringen aan te leveren, anders dreigen lagere tarieven. Deze administratieve last zal de minister niet voor ogen hebben gehad, hij toont zich immers voorstander van ‘ontregeling’ van de zorg. De invoering van het kwaliteitskader vraagt geen wantrouwen en verantwoording, maar vertrouwen, vertrouwen en vertrouwen in de sector en alle mensen die daar elke dag hun mooie en belangrijke werk doen. Als indicator voor het toetsen van de kwaliteit kan een simpele vragenlijst volstaan, die aansluit bij de gewenste waardering voor het werk in de verpleeghuizen:
- Doe ik mijn werk goed?
- Hoor ik dit wel eens van mijn leidinggevende?
- Krijg ik voldoende ondersteuning?
- Voel ik mij veilig in mijn werk, zowel bij de cliënt en familie als in de organisatie?
Het antwoord op déze vragen geeft echt inzicht in de gezondheid en het geluk van de medewerkers, waar de zorg en de organisatie op kunnen varen.