De oudere van de toekomst is niet meer de oudere van nu, die opgroeide in de jaren na de Tweede Wereldoorlog en zijn leven lang werkte om na zijn pensionering te kunnen genieten van wat de overheid aan voorzieningen te bieden heeft op het gebied van pensioen, zorg en ondersteuning. De nieuwe oudere is kritisch en goed geïnformeerd.
De nieuwe oudere weet wat er te koop is op het gebied van zorg en ondersteuning. En hij volgt de politieke discussie goed genoeg om te weten dat de overheid op dit gebied steeds minder zal gaan bieden. Die overheid zet immers met de transitie van de langdurige zorg sterk in op versobering van het bestaande aanbod. De tot op heden altijd zo vanzelfsprekende aanspraak op zorg en ondersteuning in het formele circuit zal zeker niet op hetzelfde niveau gehandhaafd blijven. Staatssecretaris Martin van Rijn is hier duidelijk over: het geld is op. Dus zullen ouderen in toenemende mate een aanspraak moeten doen op het informele circuit. Dit betekent dat de eigen partner van de zorgbehoevende oudere een grotere rol zal gaan spelen, maar dat ook meer zal worden gevraagd van de kinderen en buurtgenoten.
Billen van de buurman
Het laatste heeft inmiddels al geleid tot de vraag in de media wie bereid is de billen van de buurman te wassen. Dit klinkt als een oversimplificatie van de discussie over de ouderenzorg die thans voor ons ligt, maar schetst op een wat ongemakkelijke manier wel de kern van die discussie. Wil de oudere van straks afhankelijk worden van zijn buurman? Ik betwijfel het. Je bent oud en je wilt wat.
Ondersteuning inkopen
Bovendien is die oudere van straks steeds vaker iemand die een eigen huis heeft dat geld waard is en die een goed pensioen heeft opgebouwd. Het ligt voor de hand dat zo iemand, op het moment dat hij hulpbehoevend wordt, niet afhankelijk wil worden van de zorg en ondersteuning die in het formele en informele circuit bij elkaar gesprokkeld wordt. Die wil deze zorg en ondersteuning zelf regelen. En als de behoefte aan zorg en hulp met het klimmen der jaren een steeds groter deel gaat uitmaken van het dagelijks leefpatroon, zal hij graag bereid zijn daarvoor te betalen. Hij kan de zorg en ondersteuning die hij nodig heeft bijvoorbeeld rechtstreeks inkopen bij iemand die een aanbod heeft dat goed bij zijn individuele vraag aansluit. Hij kan zelfs zo iemand in huis nemen als ‘zorg au pair’. Hij kan samen met gelijkgestemde andere ouderen de zorg en ondersteuning inkopen die zij wensen, of zelfs samen met deze ouderen een woongroep stichten met (al dan niet inwonende) ondersteuning.
Solidariteitsdiscussie
Dat dit kansen biedt voor zorgaanbieders zal duidelijk zijn. Dat het een positieve invloed heeft op de collectieve zorguitgaven ook. Ouderen die hun zorg en ondersteuning zelf regelen omdat ze niet afhankelijk willen zijn, doen geen beroep op de collectieve middelen. Tegelijkertijd zal de samenleving wel van hen verwachten dat zij solidariteit tonen met de ouderen die niet het geld hebben om hun zorg en ondersteuning naar eigen wens te regelen, en met de generaties die na hen komen en nog een leven en een carrière moeten opbouwen. De solidariteitsdiscussie komt hierdoor in een ander daglicht te staan, en wint opnieuw aan actualiteit.
Geert de Kousemaeker, algemeen directeur Kiwa Carity