Het zijn de donkere dagen voor Kerstmis. Ook figuurlijk: de eurocrisis, bezuinigingen. In de zorg: ziekenhuizen met liquiditeitsproblemen, ontslagen in de ggz, kortingen bij de huisartsen. Allemaal kommer en kwel.
Alhoewel, de afgelopen maand was er ook veel positief nieuws. In deze zorgelijke tijden is het goed om daar even bij stil te staan.
Langer leven
Ik begin dan met datgene waar het echt om draait: gezondheid. Het CBS meldde kort geleden dat de levensverwachting in Nederland sinds 2000 fors is gestegen. Voor mannen met ruim drie jaar, voor vrouwen met twee jaar. Het grootste deel van die stijging komt door een hogere resterende levensverwachting voor 65-plussers. Daarmee wordt een trend bevestigd die zich de afgelopen jaren versterkt heeft laten zien: we worden ouder, we leven langer in goede ervaren gezondheid, en de zorg levert daaraan een belangrijke bijdrage. Er is steeds meer bewijs dat de succesvolle aanpak van wachtlijsten — die samen valt met de introductie van vraagsturing in de zorg, ook in vergelijking met het buitenland veel extra gezondheidswinst heeft opgeleverd. Vorige week kwam opnieuw onderzoek naar buiten waaruit bleek dat gedwongen wachten in de curatieve zorg nauwelijks meer voorkomt. Voor diegenen die nostalgisch zijn naar de goede oude aanbodsturing, dit is het gevolg: langer wachten en korter leven.
Lang leve het stelsel
Want ja, het Nederlandse zorgstelsel mag dan goed presteren, met de beste score voor kwaliteit en toegankelijkheid in veel internationale vergelijkingen, populair is het niet. Of toch wel? Ook hier goed nieuws: we mopperen wel, maar eigenlijk zijn we best tevreden. Zeker in vergelijking met andere landen. Uit de onlangs gepubliceerde Iris Global Health Survey blijkt dat Nederland zeer hoog scoort als het gaat om het vertrouwen in het zorgstelsel. Bijna 80 procent van de ondervraagden denkt dat de nationale gezondheidszorg (één van) de beste ter wereld is en dat het zorgstelsel ook in de toekomst toegang zal blijven geven tot zorg van hoge kwaliteit – scores die alleen in Frankrijk worden geëvenaard.
Somberheid troef
Van waar dan toch die somberheid? Want in de berichtgeving over het Iris-onderzoek wordt vooral benadrukt dat 58 procent van de Nederlanders denkt dat het in de toekomst allemaal minder wordt. Is dat gewoon onze klagerige volksaard? Nee, ik denk dat er wel meer aan de hand is. De politieke discussie over de houdbaarheid van de zorg – en de maatregelen die daarbij horen – begint zo langzamerhand door te sijpelen. En de Nederlandse burger ziet bezuinigingen op het pgb, hogere eigen betalingen, pakketverkleiningen, desondanks stijgende premies met een lagere zorgtoeslag en een langere compensatie voor chronisch zieken.
Lichtpunten
Eindigen we dus toch in mineur? Wat mij betreft niet. Want de winst van het houdbaarheidsdebat is dat ook de zorgsector zelf inmiddels inziet dat de bomen niet tot in de hemel groeien, en dat er grenzen zijn aan de mate waarin lasten kunnen worden neergelegd bij de burger. Het hoofdlijnenakkoord voor de ziekenhuiszorg en de nieuwe beloningsafspraken voor medisch specialisten zijn voorbeelden van een andere benadering, waarin verzekeraars, aanbieders en professionals zich gezamenlijk inspannen om de gezondheidszorg wezenlijk anders te organiseren. Met als doel: betere zorg voor hetzelfde geld. Dat doel is niet in één keer bereikt – zie de huidige discussie over de financiering van ziekenhuizen. Maar de mentaliteit is volstrekt anders dan een jaar geleden, toen het ondenkbaar was dat er serieus over nulgroei zou worden gesproken. Zoals het ook ondenkbaar was dat contracten al voor het eind van het jaar zouden worden afgesloten; voor het eind van volgend jaar was vroeg genoeg. Concentratie en spreiding op basis van kwaliteit – het is inmiddels gemeengoed geworden. Kortom, de lichtpuntjes worden heldere stippen op de muur. Dat belooft veel goeds.