De voorgenomen overheveling van de persoonlijke verzorging vanuit de AWBZ naar De Zvw in plaats van naar de Wmo, zoals eerder het plan was, brengt heel wat pennen en tongen in beweging.
De coalitie die onder leiding van de huidige Staatssecretaris voor de verkiezingen de Agenda voor de Zorg presenteerde, is content en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vond een oploop van de leden noodzakelijk om het protest te onderstrepen. Voors en tegens te over. Maar in de discussie blijft onderbelicht dat met de overheveling naar de Zvw het karakter van deze wet verandert en daarmee ook de behoefte aan aanpassing van het instrumentarium.
Niet medicaliseren graag
Persoonlijke verzorging is -ik citeer de notitie hervorming langdurige zorg van VWS van 24 april 2013- hulp bij de algemene dagelijks levensverrichtingen en zelfverzorging of het aanleren van deze handelingen. In deze notitie wordt beargumenteerd dat gemeenten op grond van de Wmo een brede verantwoordelijkheid krijgen voor de ondersteuning van burgers die beperkt kunnen participeren. Met gerichte ondersteuning bij het voeren van regie op het eigen leven, het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen en het ontmoeten van anderen, kunnen burgers met een beperking langer thuis blijven wonen en participeren in de maatschappij. En dit voorkomt ook onnodige medicalisering.
De BV. Buurtzorg Nederland rukt op
In de brief van 6 november 2013, waarin de overheveling naar de Zvw wordt gemotiveerd, wordt de onwenselijkheid van het opsplitsen van lijfsgebonden zorg voor mensen breed uitgemeten. Uitgangspunt -citaat- voor de positionering van verzorging is nadrukkelijk de zorginhoudelijke samenhang tussen vormen van zorg geweest. Een extraatje in dit kader is nog het steeds meer organiseren van het werk in kleinschalige zelfsturende teams. De bv. Buurtzorg Nederland rukt op.
Verzorgingsthuis in de Zorgverzekeringswet
Zoals gezegd is -zeker op papier- voor beide opties een plausibel verhaal te houden, maar in het licht van de geschiedenis is het aardig te constateren, dat de verzorging thuis deel blijft uitmaken van het zorgverzekeringsstelsel. Met overigens dezelfde argumentatie als waarmee de Wet op de Bejaardenoorden eind vorige eeuw werd overgeheveld van de provincies en vier grote steden naar de AWBZ. En het verzorgingshuis van toen is nu –na het scheiden van wonen en zorg- de persoonlijke verzorging thuis. In jargon gezegd is er weer hoop voor de zorgzwaarte één, twee en drie.
Karakter Zorgverzekeringswet verandert
Met de toevoeging van persoonlijke verzorging –en ook de langdurige GGZ- aan de Zorgverzekeringswet wordt deze verbreed met belangrijke care voorzieningen. Of daarmee ook het debat over de onbeheersbaarheid -in niet geringe mate framing- waaronder de AWBZ de laatste jaren gebukt ging, wordt overgeheveld, zal de tijd leren. Maar met de care erbij krijgt de Zorgverzekeringswet ook een ander karakter.
Care en Cure verschillen meer dan één letter
Het scheiden van wonen en zorg -van intramuraal naar extramuraal- versterkt de regie op het eigen leven en het langer thuis blijven en participeren in de maatschappij. Dat impliceert zorg dichtbij en op maat. De ervaring leert dat daarbij niet alleen de professionele kwaliteit belangrijk is, maar ook het organiseren van de zorg. In de langdurige zorg betekent dat bijvoorbeeld het zo nodig bij nacht en ontij beschikbaar zijn en het verzorgen van het lijf door één of twee vaste zorgverleners. Om de roep om participatie te faciliteren, moet de cliënt ’s avonds met de zorgverlener kunnen bellen, dat de vergadering is afgelopen en het –na of voor Pauw en Witteman- bedtijd is. Of dat ’s ochtends voor dag en dauw de zorg klaar moet staan om op tijd naar het werk te kunnen. Deze voorbeelden zijn uiteraard niet standaard aan de orde, maar dat de care andere eisen stelt dan de cure is duidelijk. Gelukkig kunnen steeds meer zorgorganisaties aan de maatwerkeisen voldoen, maar ook in het kader van de doelmatigheid en kostenbeheersing zijn daaraan grenzen.
De logica van PGB in de Zorgverzekeringswet
Het persoonsgebonden budget is voor de categorie cliënten, die de zorg zelf kan en wil organiseren de ideale oplossing om volwaardig te participeren. Niet alleen de zorg ‘geregeld’ krijgen, maar dat zelf doen en ook nog -zo heeft het PGB zich ontwikkeld- voor een lager budget. Het voeren van eigen regie in optima forma door de cliënt. Dat voorkomt ook dat de zorgorganisaties zich in allerlei bochten moeten wringen en de kosten niet in verhouding staan tot de kwaliteit. En met het invoeren in 2014 van het zogenaamde trekkingsrecht (budgetbeheer bij SVB) voor het PGB wordt het frauderisico sterk verminderd en daarmee is ook voor de verzekeraars een belangrijk bezwaar weggenomen. In de Wlz (Wet langdurige zorg), de Jeugdwet en de Wmo is het recht op het PGB verankerd. Dat gold dus ook voor de persoonlijke verzorging bij onderbrenging in de Wmo. Het zou merkwaardig en inhoudelijk weinig consistent zijn wanneer het PGB nu geen plaats zou krijgen in de Zvw. Om nog maar niet te spreken over de budgethouders, voor wie bij de overheveling naar de Zvw zicht op de geraniums het wenkend perspectief zou worden.
Scoren voor open doel
De genoemde Agenda voor de zorg bevatte meer dan de onderbrenging van de persoonlijke verzorging in de Zorgverzekeringswet. De Coalitie van cliëntenorganisaties, zorgverzekeraars en beroeps- en brancheorganisaties doet ook een oproep aan de politiek de bekostiging beter te laten aansluiten op de keuze van de cliënt met als denkbare vormen: “persoonsvolgende bekostiging (PVB) of vouchers, persoonsgebonden budget (PGB) of restitutie”. Een kans voor open doel voor de Staatssecretaris om de Coalitie nog een keer tegemoet te komen en voor de politieke partijen om de positie van de cliënt te versterken.
Gerard van Pijkeren
Adviseur en toezichthouder in de zorg