Zo’n acht jaar geleden werd de roep om ‘professionals in de lead’ in de zorgsector geïntroduceerd als oplossing voor de gesignaleerde toegenomen bureaucratie, overhead en verzakelijking van de sector. Deze oplossing kreeg de sfeer van een tegenbeweging. Als de professionals maar (weer) de lead kregen, werd het beter.
Voor een groot deel hadden, en hebben, de voorstanders van die beweging een punt: het primaire zorgproces is niet altijd meer leidend voor de politieke besluitvorming in Den Haag. Daarnaast heeft de toenemende verzakelijking van de sector nogal wat neveneffecten die bedoeld en onbedoeld leiden tot een bepaalde invloed van niet-professionals op die zorgprofessionals. En dat vindt een professional niet leuk.
Gesuggereerde exclusiviteit
Waar het fout gaat met betrekking tot ‘de professional in de lead’ is de relatief beperkte kring waarbinnen de professionals zich ophouden: de specialisten in de ziekenhuizen. Daarmee sluiten zij een veel groter deel van al die andere professionals die in de zorgsector werkzaam zijn buiten. Denk aan de verpleegkundige, de receptionist, de mensen in de ondersteunende diensten, de laboranten, en noem al die duizenden mensen maar op die op enige manier toegevoegde waarde bieden op het zorgproces. Zonder hen is de specialist nergens. Die gesuggereerde exclusiviteit doet de beroepsgroep van medisch specialisten geen goed.
Leidende specialistenrol
Misschien is nog wel de grootste belemmering om mensen enthousiast te maken voor de leidende specialistenrol de mate waarin specialisten zich verzetten tegen een zekere vorm van niet-specialistisch bestuur van zorgorganisaties. Ook daar hebben ze een punt, omdat de medisch specialist bij vele zorgorganisaties verdween uit dat bestuur, maar zij sloegen door. Wel hebben ze bereikt dat er thans in diverse besturen weer intensiever gezocht wordt naar bestuurders die ook het primaire zorgberoep kennen. Maar om nou het bestuur aan louter medici over te laten gaat wel erg ver. Die tijd hebben we achter de rug (directeur-geneesheer).
Beheerste autonomie
Veel meer dan een leidende rol ten aanzien van bestuur en beleid zou de medisch specialist zich moeten richten op een beheerste autonomie over de medische besluitvorming rond de patiënt. Datgene dat de patiënt lichamelijk en/of geestelijk betreft. Dat is niet de DOT. Die is slechts een zekere mate van administratieve verslaglegging van het primair medisch proces. Zo lang de DOT als inkomen wordt gezien, zijn we nog niet op de goede weg. Dat politiek Den Haag de DOT als instrument ziet voor het beheersen van het Macro Budgettair Kader doet daar niet aan af.
Professionele autonomie
Het hebben van ‘de lead’ is iets anders dan autonomie. Net zoals de medisch specialist een zekere mate van inhoudelijke autonomie nodig heeft om optimaal te kunnen functioneren, geldt datzelfde voor al die andere professionals die andere medische en ondersteunende functies vervullen. Professionele autonomie zou dan ook veel meer in een bredere context moeten worden geplaatst dan alleen die specialist. Autonomie is ook, of misschien wel juist, van waarde in teamverband. En de zorg wordt steeds meer teamwork. Dat heeft te maken met de toenemende comorbiditeit, de groeiende relatie tussen 1e en 2e lijn, en de relatie tussen care en cure. Beoogde ontschotting zal er ook voor zorgen dat samenwerking in de zorg de basis voor de zorgverlening wordt. Daar past een solitaire ‘professional in de lead’ niet meer bij. Exclusiviteit is voorbij.
Relatie patiënt-zorgverlener
Ook de patiënt zal een rol gaan opeisen die de relatie met de ‘professional’ zal veranderen. Zelfregie, vergaarde inzichten in een te bewandelen zorgproces, eigen mening en een toenemende behoefte om baas te blijven over eigen lichaam en geest, zullen moeten worden gerespecteerd door welke zorgprofessional dan ook. Ook op dit punt is hij niet meer in ‘de lead’. Hij moet zijn rol dan beperken tot (deskundig) adviseur, copiloot, mederegisseur en welke ondersteunende rol dan ook waar de patiënt om vraagt.
Het burgerdossier
De grootste beweging die de professional niet meer die van leidinggevende maakt, ligt in de snelle opkomst van het burgerdossier. Het dossier dat de patiënt alle ruimte en bevoegdheden geeft om baas te zijn over zijn eigen medisch dossier. Zowel materieel als juridisch heeft de medisch specialist daar geen zeggenschap meer over. Alles wat hij met of voor de patiënt doet moet hij aan zo’n dossier aanleveren. Niet de arts kijkt over de schouder van de patiënt mee, maar de patiënt kijkt over de schouder van de arts mee. Deze ontwikkeling gaat zo snel, dat dit het einde betekent van ‘de professional’ in de lead. Dat is even wennen.
Paul Baks
Partner BMC Advies en Management