In de (langdurige) zorg worden de bakens verzet. Zorg door professionals alleen nog wanneer de mantel van familie en buren onvoldoende is.
De gemeente als beleidsbepaler en financier en het rijk alleen verantwoordelijk voor het stelsel (Wmo), en niet meer zoals nu hoeder van een verzekerd recht op zorg (AWBZ en WJZ). Alleen voor zware zorg -intramuraal- blijft de AWBZ.
In de discussie over voor en tegens van het verzetten van de bakens gaat het vooral over de rechten en plichten van burgers en overheden en de oplopende kosten. De rol van organisaties die voor jeugd, ouderen of mensen met een beperking de dagelijkse zorg verlenen, komt vooral aan de orde wanneer het gaat over de transitieperikelen (gevolgen voor personeel en vastgoed). Vraag is of er voor die organisaties niet meer op het spel staat. Betekent het verzetten van de bakens dat ze zetbaas worden in een door de overheid gedicteerd beleid of blijft de eigen visie en missie leidend?
Deventer billenkoek
Gemeenten zullen met aanzienlijk minder geld de zorg voor hun inwoners moeten ondersteunen. Verondersteld wordt dat met inzet van mantelzorg en lokaal maatwerk de kwaliteit van leven op peil blijft. Het optreden -een paar maanden geleden- in Nieuwsuur van de wethouder van Deventer en haar ambtenaar aan de keukentafel was niet zo handig. De lokale beleidsvrijheid in de WMO gebruiken om voor zorg bij de buren met de billen bloot te moeten, is nu ook weer niet de bedoeling. In zijn brief over mantelzorg onderstreepte de Staatssecretaris van VWS het vrijwillige karakter ervan en het in handen van professionals moeten blijven van lijfsgebonden zorg. Deventer kreeg zogezegd billenkoek, maar artikelen in Binnenlands Bestuur maken wel duidelijk dat er een wereld van verschil is tussen ‘verzekerde’ zorg en lokaal maatwerk en dat de Deventer casus niet op zichzelf staat.
Ontslaggolf gewenst beleid
ABVAKabo voorspelt in de komende jaren zo’n 100.000 ontslagen (50 duizend in de thuiszorg, 30 duizend in de verzorgingshuizen en 20 duizend in de jeugdzorg) als gevolg van de kabinetsplannen. En berichten over het sluiten -recent door de wethouder van Amsterdam- van verzorgingshuizen en de daarmee gepaard gaande verhuizingen van bewoners zijn van hetzelfde laken een pak. Er zal wel sprake zijn van overdrijving, maar dat de komende bezuinigingen tot fors verlies van arbeidsplaatsen en afbouw van het aantal verzorgingshuizen leiden, laat zich raden. Dat zorginstellingen -zoals Sensire- in dat kader voorzorgsmaatregelen nemen, ligt uit oogpunt van een gezonde bedrijfsvoering voor de hand of -beter gezegd- is gewenst beleid.
De huik naar de wind hangen
Anticiperen op voorgenomen beleid is voor bestuurders -ook in de zorg- een must. Aan strategieën en congressen om de veranderingen in je voordeel te beslechten geen gebrek. De één zet zijn kaarten op het verbinden van zorg en welzijn, de ander op zware zorg met blijvend AWBZ-inkomsten. De één kiest voor samenwerking met partners met het oog op een integrale wijkaanpak en de ander voor specialisatie en opschaling door fusie met gelijksoortige zorgaanbieders. En in menig beleidsplan concludeert de bestuurder dat -òf dankzij òf ondanks de veranderingen en bezuinigingen- de zorg er beter op wordt en de organisatie sterker uit de transitie komt. De huik naar de wind hangen is van alle tijden.
Wie betaalt, bepaalt
Bij het verzetten van de bakens gaan overheden ervan uit dat het ‘veld’ volgt. De ene gemeente overlegt meer dan de ander en de ene bestuurder onderhandelt slimmer dan de ander, maar uiteindelijk bepaalt wie betaalt. En in die context past de vraag of de zorgorganisaties zich voldoende bewust zijn van hun positie en verantwoordelijkheid. Dat bewustzijn gaat een stap verder dan een branchebelang of behoud van werkgelegenheid. En het gaat ook niet alleen om de vraag of het beleid van de overheid adequaat is of dat de organisatie de transitie verantwoord kan realiseren. Nee het gaat over de vraag van de eigen verantwoordelijkheid van organisaties voor het geven van zorg aan ‘hun’ cliënten.
Vegro keert gemeenten de rug toe
Thuiszorgwinkels Vegro -zo staat in het Algemeen Dagblad van een paar weken geleden- keert gemeenten de rug toe. In het interview constateert directeur Jonker dat de patiënt de dupe is van de overheid die doorslaat in besparingsdrift en de goedkoopste aanbieder kiest. De organisatie met veel thuiszorgwinkels gaat voor het behoud van kwaliteit en service aan de cliënt. Er van uitgaande dat steeds meer burgers zelf hun hulpmiddelen moeten gaan betalen, ontwikkelt Vegro een leaseconstructie. Een goed voorbeeld van heroriëntatie en innovatie binnen de thuiszorgsector, die al een paar jaar de wrange vruchten plukt van opportunistisch meedeinen op de beleidsgolven. Een voorbeeld dat duidelijk maakt dat er alternatieven zijn. Wellicht zijn organisaties in staat burgers te motiveren te investeren in de zorg voor later, zodat het overheidsbeleid niet allesbepalend is voor de continuïteit van de organisatie. Wie weet is defuseren van een grote zorgorganisatie in een aantal coöperaties een interessante optie. Alternatieven –dat moet voorop staan- waarin de cliënt en zeggenschap centraal staan.
Afstoffen en kijken in de ziel
De transitie die in de jeugd-, gehandicapten- en ouderenzorg gaande is, is een mooi moment voor organisaties zich de vraag te stellen of de missie nog op niveau kan worden uitgevoerd. Kunnen cliënten zich nog herkennen in de waarden en normen waar de organisatie voor staat? Kan de kwaliteit van de dienstverlening de toets der kritiek doorstaan? Kunnen medewerkers -professionals en vrijwilligers- naar behoren worden ingezet en gewaardeerd? Hoe verhouden de keuzes en prioriteiten zich tot het beleid van de overheid? Is er nog sprake van maatschappelijk ondernemen of rest de rol van zetbaas van de financier? Kortom voldoende vragen voor bestuurders -en zeker ook toezichthouders- de statuten, visie en missie af te stoffen en te kijken in de ‘eigen’ ziel.