Een van de taken van de inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) is het toezien op de naleving en de opsporing van overtredingen op het gebied van de volksgezondheid. Bij naleving gaat het om het toezien van IGZ op de naleving van de wettelijke regels. Opsporing is, anders dan toezicht op naleving, expliciet gericht op strafbare feiten en het sanctioneren daarvan, en raakt daarmee ook de taak van het openbaar ministerie (OM) in Nederland. IGZ en OM werken dan ook samen bij de handhaving van wetten op het gebied van de volksgezondheid.
Het samenwerkingsprotocol gezondheidszorg coördineert die samenwerking en voorziet onder andere in afspraken omtrent de uitwisseling van informatie. In juni 2015 is naar aanleiding van de zaak Tuitjenhorn een nieuw samenwerkingsprotocol gepubliceerd. Daarin is neergelegd dat jaarlijks de prioriteiten en doelstellingen bij de handhaving tussen OM en IGZ worden geformuleerd en het beleid van beide organisaties wordt afgestemd. Ook ten aanzien van individuele zaken vindt overleg plaats tussen OM en IGZ, onder andere over de te nemen maatregelen en de uitvoering en voortgang van het opsporingsonderzoek.
Over en weer informeren
Het protocol gaat specifiek in op gevallen waarin er sprake is van twijfel over een natuurlijke doodsoorzaak en waar mogelijk sprake is van suboptimale zorg. Het OM dient IGZ over deze gevallen te informeren. In gevallen van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding dienen OM en IGZ elkaar over en weer te informeren en is ook de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie betrokken. Wanneer de zorgverlener is veroordeeld voor bepaalde misdrijven in de privésfeer kan het OM daarover mededeling doen aan IGZ, voor zover dat relevant is voor de beoordeling door IGZ voor het nemen van (tuchtrechtelijke)maatregelen. Het gaat in principe om een veroordeling aangaande ernstige zedendelicten en voltooide levensdelicten.
Bij dit over en weer informeren worden de nodige gegevens verstrekt. Het gaat daarbij vaak ook om medische gegevens die onder het beroepsgeheim vallen. IGZ heeft op basis van verschillende wetgeving de bevoegdheid om inzage in patiëntendossier te vorderen en kan die inzage ook afdwingen met een dwangsom. Een en ander ongeacht het wel of niet verlenen van toestemming door de patiënt en de geheimhoudingsplicht van de zorgaanbieder die de dossiers beheert. De bevoegdheid gaat dus erg ver en wordt enigszins gewaarborgd door een afgeleid beroepsgeheim voor IGZ, hetgeen betekent dat IGZ de verkregen gegevens ook geheim moet houden. Voor verstrekking aan het OM gelden daar echter weer uitzonderingen op bijvoorbeeld indien zonder doorbreking van het afgeleide beroepsgeheim en dus verstrekking van de gegevens aan het OM een strafrechtelijk onderzoek niet mogelijk is, waardoor de waarheid niet aan het licht kan komen. U dient zich hier van bewust te zijn bij het (vrijwillig) verstrekken van gegevens aan IGZ, alsmede van de eventuele gevolgen.
Seksueel misbruik
Aparte aandacht wordt ook besteed aan seksueel misbruik binnen de zorgrelatie. Zorginstellingen dienen melding te maken bij IGZ indien een vermoeden van seksueel misbruik bestaat. Deze zaken worden in samenspraak tussen IGZ, OM en politie behandeld. In gevallen waarin door de instelling of het slachtoffer geen aangifte bij het OM is gedaan, kan een medewerker van IGZ ambtshalve aangifte doen.
Ten aanzien van enkele wettelijke regelingen binnen de gezondheidszorg geldt dat zowel een bestuurlijke (door IGZ) als een strafrechtelijke (door OM) sanctie mogelijk is. Bij sommige gevallen die bestuurlijk worden gesanctioneerd leidt recidive ook tot mogelijke strafrechtelijke sanctionering. Een bestuurlijke boete, dus een boete van IGZ, mag niet worden opgelegd indien het OM tot vervolging over gaat voor hetzelfde feit, zodat er in dat opzicht geen samenloop van sancties plaats kan vinden. Voor overige maatregelen lijkt deze samenloop niet uitgesloten, maar uitgangspunt blijft dat je niet dubbel bestraft mag worden voor hetzelfde feit.
Al met al stelt het protocol wel enige regels voor de samenwerking, maar die zijn algemeen geformuleerd. Het ontbreken van duidelijke concrete regels maakt dat het lastig zal zijn om vast te stellen of het protocol wel of niet is nageleefd. Een vage norm laat zich lastig toetsen. Wat de waarde van het protocol voor de praktijk is zal moeten blijken. Een zorgverlener kan er in ieder geval weinig houvast aan ontlenen.
Brenda Leferink
Advocaat bij Eldermans|Geerts