Waar zijn bestuurders van ziekenhuizen, onderwijsinstellingen en woningcorporaties de hele dag mee bezig? Die vraag wordt in het debat over hun inkomens niet aan de orde gesteld.
Begrijpelijk is de vraag wel, gezien de hoogte van sommige salarissen en de incidenten die met bonussen of vertrekregelingen voorbij kwamen de afgelopen jaren. Ook in de gezondheidszorg. De vraag hoe hoog een salaris voor bestuurders moet zijn en hoe dat zich moet verhouden tot bijvoorbeeld verplegend personeel of artsen is terecht. Tinbergen meende destijds al dat er geen groter verschil dan een factor 5 zou mogen zijn. Bovendien heeft de opwaartse druk op de inkomens van bestuurders mede geleid tot het beeld dat je in de zorg vooral carriere maakt via het beleid en het bestuur, en niet door mensen te verzorgen. We zien dit ook in sectoren als het onderwijs en het wonen terug, terwijl de behoefte aan goed vakmanschap en hogerop komen via die route heel groot is. Nog los van de vraag of hoever je vindt dat de overheidsbemoeienis met de inkomens in de zorg moet zijn is er nu terechte aandacht voor het waarderen van vakmanschap en voor realistische inkomensverhoudingen in maatschappelijke organisaties.
Vertrouwen
Het publieke en politieke debat hierover neemt echter niet mijn verbazing weg over het ontbreken van een beeld van wat bestuurders eigenlijk doen. Zorgen ze ervoor dat dokters optimaal met hun patienten de zorg kunnen bespreken en afstemmen? Maken woningcorporaties goede afspraken over wat er met de groeiende leegstand in een regio moet gebeuren, zodat de verpaupering van wijken kan worden aangepakt? Zorgen onderwijsbestuurders voor afspraken met bedrijven over voldoende stageplekken voor hun scholieren en voor de toeleiding naar betaald werk na de studie? Dat zijn de prestaties die de samenleving verwacht, maar die te onzichtbaar en veelal onbenoemd blijven. Keer op keer blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat mensen vooral het vertrouwen in bestuurders en politici verliezen, omdat ze vinden dat zij niet de goede dingen doen en dat ook niet goed doen. Dat heeft zeker ook te maken met het sentiment rond de inkomens, maar het gaat ook heel direct over de vraag: Wat leveren hun inspanningen de zorg of de samenleving op?
Het beeld van bestuurders dat bestaat is richt zich vooral op het bezig zijn met het eigen inkomen, dure auto`s en het fuseren naar grotere machtsimperia. Dat blijkt deels ook terecht, want meerdere voorvallen in de zorg, het onderwijs en bij woningcorporaties. Bestuurders en hun toezichthouders doen dus niet altijd het goede. Dit is echter maar de helft van het verhaal. Er moet dan ook gezegd worden dat er instellingen geleid moeten worden die door de politiek zelf tegenstrijdig geformuleerde prestaties moeten leveren rond goede zorg, betaalbaar wonen en toekomstgericht onderwijs. Hoe ziet dat er dagelijks uit voor bestuurders?.
Toezichthouders
De wetgever heeft zelf het toezicht op kwaliteit netjes per sector via een aparte toezichthouder georganiseerd. En het toezicht op de eerlijke marktverhoudingen via een generieke toezichthouder. Het toezicht op de privicay via nog weer andere, en het financieel toezicht via een nog robuuster ingericht systeem. Allemaal begrijpelijk, maar in de dagelijkse praktijk moeten instellingsbestuurders die ballen tegelijkertijd in de lucht zien te houden om zo voor hun personeel en patienten, huurders of scholieren de mogelijkheden te scheppen om tot goede dienstverlening te komen. Wat ‘goed’ is formuleert elke toezichthouder namelijk anders. Hoe krijg je betere kwaliteit bij steeds minder geld, striktere marktregels en nog meer accountantscontrole en privacyregels, en dat ook nog met minder bureaucratie? Dat is onmogelijk als de ene toezichthouder op basis van een kwaliteitswet stelt dat fuseren goed is voor de patient, terwijl de andere dat tegenspreekt vanwege de noodzaak om meer keuzemogelijkheden te bieden. Terwijl toezichthouders erover steggelen zul je in de praktijk keuzes moeten maken en daarover verantwoording moeten afleggen naar de samenleving. Maar hoe kun je dat goed doen?
Een poging om dat toch op een transparante manier te doen vindt in de zorgsector plaats via de ontwikkeling van een accreditatiesysteem voor zorgbestuurders. Zoals zorgprofessionals geaccrediteerd moeten worden om hun vak uit te kunnen oefenen streeft men ernaar om bestuurders te accrediteren die laten zien dat zij verantwoorde keuzes maken rond de kwaliteit en veiligheid van zorg, in samenspraak met zorgprofessionals en patienten, en met als resultaat dat ze bijdragen aan goede zorg en de volksgezondheid. Bestuurders zijn nodig om al die zaken goed te regelen, zodat professionals hun werk goed kunnen doen. Ze moeten dat echter wel integer en transparant doen, met de patient in het vizier. Er komt daarom een openbaar register waarin de zorgbestuurders geregistreerd staan die zich daartoe toetsbaar en professioneel gedragen. Raden van Toezicht weten dan iets meer over wie ze aanstellen. Banken of verzekeraars kunnen inschatten of er sprake zal zijn van goed bestuur bij het sluiten contracten met zorginstellingen.
Heilige graal
Uiteraard is er kritiek mogelijk. Accreditatie is zeker niet een heilige graal, want het moet geen nietszeggend vinkje op het zoveelste beoordelingslijstje worden. De NVZD is met een onafhankelijke accreditatiecommissie en veel ervaren auditoren hard op weg om de bestuurders jaarlijks stevig aan de tand te voelen. Het gaat daarbij om het gesprek met de bestuurder, zijn of haar drijfveren, het afleggen van verantwoording over hoe je je werk doet, hoe je jezelf doorlopend ontwikkelt en bijschoolt, en over hoe je met je personeel en je patienten omgaat. Die worden ook bij de accreditatie betrokken. Dat maakt het dus tot een serieuze poging om zichtbaar te maken of zorgbestuurders volgens hun directe belanghebbenden het goede doen, en of ze dat goed doen. Het kan altijd beter en dat moet ook altijd. Het is echter goed dat de vereniging van bestuurders nu niet alleen deelneemt aan de debatten over inkomens en bonussen, maar ook stevig staat in het debat over waar de zorg naar toe gaat. Laten we hopen dat ook het politieke debat daar vaker over zal gaan.
Kim Putters
Directeur Sociaal en Cultureel Planbureau