Tien jaar geleden werd de euro geïntroduceerd. Wat daarbij nog de meeste ophef veroorzaakte was de stijging van de prijzen in de horeca. Tien, twintig of naar verluidt zelfs dertig procent meer voor hetzelfde biertje, broodje kroket of goede maaltijd buiten de deur. Onbestaanbaar.
Begin dit jaar startte het experiment vrije tarieven in de mondzorg. De tarieven zouden tot 40 procent stijgen, zo beloofde een krantenkop ons op 2 januari. De minister gaf de NZa opdracht om het uit te zoeken en maandag verscheen hun rapport over het eerste kwartaal. Met een prijsstijging van 6,1 procent met inflatiecorrectie, (zonder inflatiecorrectie 9,6 procent). Onbestaanbaar, als dit het totale beeld zou zijn.
Beeldvorming
Nuances schetsen in de media is niet gemakkelijk. De eerste beelden beklijven vaak, zoals die van het hele dure pilsje na de komst van de euro. Ik nam ook aan dat de prijsstijging veel hoger was dan de CBS cijfers nu uitwijzen. Wie nu op internet opzoekt hoe hard de horecaprijzen stegen in dat jaar, ziet dat het zo hard niet ging. De prijzen stegen volgens het CBS met 6 procent. Nog veel trouwens, voor dezelfde kwaliteit.
Nuance
Maar hier op dit platform ‘voor beslissers in de zorg’ durf ik het wel aan: de nuance schetsen. Want die is er. Ik zal mij beperken tot het belangrijkste probleem: de vertaalslag van de tarieven van 2011 naar die van 2012. In 2011 werd iedere afzonderlijke verrichting gefactureerd; vanaf 2012 werken tandartsen met een all in tarief binnen vaste codes, zoals in een DBC. Dat is zoals u begrijpt lastig te vergelijken. Een kroon bijvoorbeeld, kan in 2011 nog in drie nota’s gefactureerd zijn. Toch rekende de NZa voor haar vergelijking over 2011 maar vanuit één nota. Dan staat dus vooraf al vast dat je voor 2011 te laag uitkomt. En daarmee voor 2012 te hoog.
Kosten per patiënt
Dit wordt bevestigd als we kijken naar de kosten per patiënt. Uit gegevens van factoringbedrijven blijkt dat de kosten voor dezelfde groep patiënten die zowel in 2011 als in 2012 de tandarts hebben bezocht voor de meest gangbare behandelingen, nagenoeg gelijk zijn gebleven of zelfs iets gedaald(!). De NMT heeft vanaf het begin gepleit voor het kijken naar de kosten per patiënt. Daar gaat het namelijk om, wat het experiment uiteindelijk op gaat leveren op patiëntniveau. Dat berekenen kan niet na drie maanden.
Resultaten
Daarnaast draait het natuurlijk niet alleen om de prijs. Het experiment beïnvloedt de beroepsgroep positief. Er zijn merkbare resultaten voor de patiënt zoals een grotere variatie in de service en in de soorten behandeling. De transparantie is enorm toegenomen en ook is het gemakkelijker om naar een nieuwe tandarts over te stappen. Met zulke resultaten de stekker eruit trekken zonder gegevens over de kosten per patiënt op langere termijn? Onbestaanbaar.
Rob Barnasconi
Voorzitter van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT)