Als je maar slim genoeg definieert, zijn er geen schrijnende gevallen die wachten op zorg en bouwen zorginstellingen gedwongen capaciteit af, nu de ouder wordende medemens toch zo lang mogelijk thuis wil blijven wonen.
In juni 2014 lichtte de Staatssecretaris van VWS de Tweede Kamer nog toe dat hem slechts 65 mensen bekend zijn die te lang wachten op zorg. De praktijk blijkt weerbarstiger. Staatssecretaris Van Rijn kon tijdens zijn optreden bij Nieuwsuur op 25 augustus maar moeilijk geloven dat het definiëren van wachtenden door de Nederlandse Zorgautoriteit en de zorgverzekeraars het werkelijke zicht op ouderen met een zware zorgvraag die te lang wachten op zorg weg zou nemen.
Definitie
Het gaat allemaal om het verschil tussen ‘acuut wachtenden’ en ‘wenswachtenden’. Op papier zijn wenswachtenden volgens de definitie die door de NZa en het veld wordt gehanteerd cliënten met een geldige indicatiedie uit eigen beweging willen wachten, de meerderheid zelfs meer dan een jaar.
Onvoldoende
In de werkelijkheid zijn de betreffende cliënten er vaak niet van op de hoogte dat dat feitelijk betekent dat zij bij de door hen gekozen zorginstelling op een wachtlijst staan tot er een plaats vrijkomt. Vervangende zorg in de vorm van thuiszorg overbrugt de tijd totdat de plaats in de zorginstelling vrijkomt. Die vervangende zorg is veelal onvoldoende en kan ook niet de geïndiceerde zorg vervangen, nu die laatste uitgaat van een 24/7 behoefte aan zorg.
Het recht op zorg is verankerd in de indicatie en daarmee zou de indicatie ook daadwerkelijk toegang moeten geven op zorg in de buurt, zo beaamt ook Van Rijn. Waar gaat het dan mis, vraag je je af. De AWBZ wordt door de zorgverzekeraars via door hen opgerichte zorgkantoren ingekocht. Juist die inkoop werkt niet, althans niet zoals VWS en de Nederlandse Zorgautoriteit hebben voorzien.
Zorgkantoren kopen bij zorginstellingen zorg in, niet op grond van de vraag van de cliënt met een indicatie en verzoek om een plaats in een zorginstelling, maar op grond van historische parameters. Echte marktwerking, zoals werd beoogd bij de stelselwijziging in 2003 voor de AWBZ, is niet de werkelijkheid. Zelfs niet als de NZa daar een mooie regeling voor in het leven roept, de zogenoemde knelpuntenprocedure.
Schrijnend
Die procedure is immers uitsluitend van toepassing op acuut wachtenden, niet op wenswachtenden. Zorgkantoren hebben geen zicht op de cliënten die op de wenswachtendenlijst staan, maar gaan er gevoegelijk vanuit dat als de cliënt, die slechts bij één zorginstelling ingeschreven mag staan, een zorginstelling kiest waar geen plaats is, de zorgvraag kennelijk niet acuut is. En alleen de acuut wachtenden worden door VWS en de Tweede Kamer gezien als ‘schrijnend’.
Geld genoeg
De tegenstelling wordt nog groter als wordt gekeken naar de leegstand bij de zorginstellingen. Zorginstellingen kampen juist met leegstand vanwege onvoldoende productieafspraken met het zorgkantoor in de regio waar zij zijn gevestigd, terwijl ze een wens-wachtendenlijst hebben met cliënten die die plekken zo zouden kunnen invullen. De Nederlandse Zorgautoriteit constateert vervolgens dat dat feitelijk niet kan omdat er geld genoeg is. En zo houden zorgkantoor en de Nederlandse Zorgautoriteit de zorginstellingen en wens-wachtenden ‘gevangen’.
Eenvoudig
De oplossing is vrij eenvoudig. Zorgkantoren behoren bij hun zorginkoop uit te gaan van de marktwerking in de AWBZ. Die marktwerking maakt dat bij aanbodgestuurd denken moet worden uitgegaan van de vraag van de cliënt. Het recht op zorg met als tegenhanger de zorgplicht van de zorgkantoren, maakt dat van zorgkantoren mag worden verlangd dat ze zorginkoop zo inrichten dat cliënten hun indicatie ook kunnen verzilveren op de plaats waar die cliënt de zorg wenst te ontvangen.
Uiteraard dient de zorginstelling aan zorginhoudelijke waarborgen te voldoen en dient zij gecontracteerd te worden. Als da gebeurt, maken de zorgplicht en het recht op zorg dat als er plek is binnen de zorginstelling, die plek ook kan worden vergeven aan de cliënt tegen een vergoeding voor de zorginstelling. Of het gaat om een wens-wachtende of acuut-wachtende is dan irrelevant. Dat onderscheid moet worden losgelaten.
Alle wachtenden hebben recht op zorg. Is er geen leegstand en ontstaat er toch een wachtlijst, dan dient het zorgkantoor zijn cliënt dusdanig te informeren dat deze er bewust voor kan kiezen te wachten op een plaats bij de voorkeursinstelling. Alleen dan kan met recht worden gesproken over wens-wachtenden.
Taak
Zorgkantoren hebben niet het rijk voor zichzelf. Het is de taak van de Nederlandse Zorgautoriteit zorg te dragen voor een goed werkende markt. In de Wet langdurige zorg wordt de zorgplicht van het zorgkantoor ook expliciet ingevuld door de verplichting zorg in te kopen in de buurt van de cliënt. Dat moet volgens mij niet betekenen dat cliënten een plaats moeten accepteren die een uur rijden verder is of dat zorginstellingen gedwongen leegstand moeten accepteren.
Kwetsbare mensen
Het gaat om een groep kwetsbare mensen met een zware zorgvraag. Het zorgkantoor dient zijn wettelijk toebedeelde rol te pakken, op de hielen gezeten door de NZa als marktmeester. Het is nog niet te laat voor de Tweede Kamer om de juiste waarborgen te verlangen onder de nieuwe Wet langdurige zorg. Alleen al het feit dat er kennelijk met droge ogen kan worden gesteld dat 10.333 kwetsbare ouderen ‘graag willen wachten op zorg’ zonder dat de zorgkantoren, laat staan VWS, weten om wie het gaat en waarom, zou grote zorgen moeten baren. Het spreekwoord ‘de wens is de vader van de gedachte’ mag niet opgaan voor deze groep mensen, een groep die in de toekomst bovendien alleen maar groter wordt.
Tessa van den Ende
Advocaat/partner Gezondheidszorg, Nysingh advocaten-notarissen