Door vast te houden aan het verleden dreigen ziekenhuizen hun bestaansrecht te verliezen. Alleen door scherpe strategische keuzes te maken kunnen ziekenhuizen in een marktomgeving overleven, maar aan dergelijke keuzes ontbreekt het. Dit stelt Jan Heijboer, senior projectmanager bij HEVO en Blanxx.
Niet toekomstbestendig
Volgens Heijboer denken veel ziekenhuisbestuurders zich in een concurrerende omgeving te kunnen handhaven door goedkopere zorg te leveren, efficiënter te werken en de kwaliteit van zorg te verbeteren. Ziekenhuizen denken daarmee meer patiënten te kunnen trekken en zo de productie te verhogen. “Daarmee borduren ze voort op het verleden”, stelt Heijboer. “Maar een dergelijke aanpak is niet toekomstbestendig. Als we alle expansieplannen van de ziekenhuizen optellen, dan komen we uit op een land met twintig miljoen inwoners.”
Angst
Heijboer constateert dat veel bestuurders risicomijdend gedrag vertonen uit angst voor gebrek aan draagvlak voor veranderingen bij de medische staf. “Je moet als bestuurder heel goed op je stoel zitten, om echte keuzes te maken”, weet Heijboer. Toch zijn dergelijke keuzes volgens Heijboer onvermijdelijk. “Het antwoord op de concurrentie zit niet in alles wat je al doet nog efficiënter en goedkoper doen dan een buurziekenhuis, maar in onderscheidend vermogen. Ziekenhuisbestuurders willen van oudsher alle specialiteiten in huis hebben. Dat is achterhaald, daarmee onderscheidt een ziekenhuis zich niet en ook de klant is er niet bij gebaat.”
Krimpregio
Als voorbeeld van hoe het niet moet haalt Heijboer de anonieme casus van een ziekenhuisbestuurder in een krimpregio aan. “De regio heeft te maken met ontgroening en vergrijzing, maar ondanks dit gegeven wil het zorgbestuur de kraam- en verlosafdeling juist nieuw leven inblazen. Willen ziekenhuizen hun bestaansrecht behouden, dan moeten bestuurders echt strategische keuzes maken. Hierbij is het belangrijk dat taken die niet langer rendabel zijn, bijvoorbeeld door demografische ontwikkelingen, aan de kant worden geschoven.”
Effect
Volgens Heijboer is het netto-effect van zulke keuzes op termijn gunstig. “Als je bespaart op zaken waar je de wedstrijd toch niet mee gaat winnen, kun je compacter bouwen en dat is weer gunstig voor de exploitatielast. Met het geld dat je zo overhoudt kun je nieuwe apparatuur kopen. Dat trekt weer jonge, ambitieuze specialisten aan, want die willen niet met oude spullen werken.”