Zorg aan cliënten in hun laatste levensfase is in instellingen voor geestelijke gezondheidszorg minder gestructureerd en vanzelfsprekend dan in de reguliere zorg. Dit concludeert het Trimbos-instituut in een onderzoek in opdracht van het landelijk ondersteuningspunt palliatieve zorg Agora.
Kennisoverdracht
Hoewel toegewijd blijkt uit het onderzoek dat zorgverleners in de ggz onvoldoende op de hoogte zijn van het bestaan van palliatieve netwerken, consultatie- en financieringsmogelijkheden of bestaande richtlijnen op het terrein van palliatieve zorg. Kennisoverdracht kan een eerste stap zijn naar een verbetering van de palliatieve terminale zorg in de ggz. Ook zou de structurele inzet van methodieken zoals een ‘Laatste wensen-boekje’ kunnen helpen om de wensen en behoeften van de terminale cliënten in GGz-instellingen beter in beeld te brengen. Onduidelijkheid over de wensen en behoeften van de cliënt bij hulpverleners kan namelijk de zorg, zeker bij wilsonbekwame cliënten, extra bemoeilijken.
Checklist
Op dit moment maken zorgverleners weinig gebruik van familieleden en vrijwilligers die een actievere rol kunnen spelen bij de ondersteuning van de cliënt in de terminale fase. Nu wordt de extra zorg die nodig is vooral gedragen door toegewijde zorgverleners die bereid zijn om extra in de zorg voor deze cliënten te investeren. Ook geven zorgverleners in de ggz die met een palliatieve terminale cliënt van doen hebben gehad, aan dat zij een handzame checklist missen. Hierdoor zijn zij onzeker over de vraag of zij alle mogelijkheden die er zijn op palliatief terminaal gebied wel voldoende benut hebben. In deze checklist moeten beslismomenten en punten van aandacht bij de zorg beschreven staan. Door het gebruik van een dergelijke checklist zou de integrale zorg aan ggz-cliënten in de laatste levensfase beter geborgd kunnen worden.