De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) moet beter inzichtelijk maken wat het nut van haar werk is. Dat stelt bijzonder hoogleraar toezicht aan de Rijksuniversiteit Groningen Heinrich Winter in een opiniestuk. De meerwaarde van toezicht door verschillende Rijksinspecties is onvoldoende duidelijk, meent hij.
Roep om toezicht
Het advies van Winter geldt niet alleen voor de IGZ, maar ook voor andere toezichthoudende instanties zoals de Voedsel en Waren Autoriteit en de Onderwijsinspectie. De roep vanuit de publieke opinie en de politiek om ook op andere terreinen meer toezicht in te richten, is sterk. Winter: “Er wordt voortdurend om meer en strenger toezicht gevraagd. Dat varieert van een oproep tot strenger toezicht op deurwaarders en overblijfkrachten op basisscholen tot de wens dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg privéklinieken waar cosmetische ingrepen en besnijdenissen plaats vinden, beter in de gaten houdt.”
De hang naar meer toezicht komt volgens Winter ondermeer voort uit de verschuiving van gedogen naar handhaven en de introductie van marktwerking op terreinen die eerder exclusief het domein van de overheid waren. Ook is de afgelopen jaren een ‘voorzorgcultuur’ ontstaan waarin mensen elk risico willen uitbannen. “Onze samenleving ontwikkelt zich hierdoor steeds sterker als een toezichtsdemocratie”, aldus Winter. “Het is de vraag of dat een goede ontwikkeling is.”
Meerwaarde toezicht
Volgens een ruwe schatting gaat jaarlijks een bedrag van 850 miljoen euro aan publiek geld rond in toezichtland. “Tegelijkertijd is het opmerkelijk dat anno 2010 op het terrein van toezicht slechts mondjesmaat onderzoek wordt gedaan naar de meerwaarde ervan”, aldus Winter, die op 14 september zijn oratie over het functioneren van toezichthouders houdt. Lees het volledige stuk. (o.a. ANP)