De zorg voor mensen die thuis beademd worden, moet beter. Vooral de afstemming tussen de verschillende partijen die bij thuisbeademing betrokken zijn, zoals huisartsen, verpleegkundigen, thuiszorg en mantelzorgers, laat te wensen over. Dat heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) donderdag gemeld.
Incidenten met beademingsapparatuur
De IGZ heeft de praktijk rond thuisbeademing tegen het licht gehouden, omdat deze vorm van zorg steeds vaker wordt toegepast. Sinds 1991 is het aantal mensen dat thuis wordt beademd, vernegenvoudigd. Ook meldingen van incidenten met beademingsapparatuur gaven aanleiding tot nader onderzoek.
Afstemming
Het grootste probleem bij thuisbeademing is de afstemming. Er zijn vaak zo veel partijen bij betrokken dat lang niet altijd meer duidelijk is wie wat precies moet doen en wie de medische eindverantwoordelijkheid draagt voor een patiënt.
Omgaan met apparatuur
Verder vormt scholing een probleem, vooral als een patiënt over een langere periode thuis wordt beademd. De zorg komt dan steeds meer op de schouders te liggen van bijvoorbeeld mantelzorgers en thuiszorgmedewerkers, die vaak onvoldoende zijn opgeleid om met de geavanceerde apparatuur om te gaan.
Thuisgebruik
Ook de beademingsapparatuur zelf is lang niet altijd afgestemd op thuisgebruik. De IGZ en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) waarschuwden daar eerder dit jaar al voor. Zij stelden toen ook vast dat veel gebruiksaanwijzingen moeilijk te begrijpen zijn voor mensen zonder medische achtergrond.
Landelijke norm
De IGZ wil dat de partijen die betrokken zijn bij thuisbeademing, voor 1 september 2011 een landelijke norm afspreken waarin al deze pijnpunten aan bod komen. Verder raadt de inspectie hun dringend aan de komende twee maanden te bekijken welke concrete verbeteringen zij nu al kunnen doorvoeren. (ANP)