Artsen uit landen buiten de Europese Unie slagen er de laatste jaren moeilijker in als medicus in Nederland aan de slag te komen. De reden is het assessment (examen) dat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hen sinds 2005 oplegt.
Politieke vluchtelingen
Tot deze conclusie komt Paul Herfs in zijn proefschrift, waarop hij 31 maart aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht promoveert. Herfs, vertrouwenspersoon personeelsaangelegenheden aan de Universiteit Utrecht, heeft honderden buitenlandse artsen ondervraagd. De artsen uit niet-EU-landen zijn vaak politieke vluchtelingen.
Taalvaardigheid
Bij het assessment worden niet alleen medische kennis, maar ook de taalvaardigheid in het Nederlands en Engels en de kennis van de Nederlandse gezondheidszorg onderzocht. De artsen blijken slecht op dit examen te worden voorbereid. Een cursus Nederlands op het vereiste niveau is niet beschikbaar.
Aanvullende studie
Het assessment kan ertoe leiden dat artsen uit niet-EU-landen een aanvullende studie van soms drie jaar wordt opgelegd. Vóór 2005 beoordeelde de Commissie Instroom Buitenlandse Artsen, een plaatsingscommissie van de universiteiten, toelatingsverzoeken van buitenlandse artsen. Vanaf 1996 bekeek zij aanvragen van meer dan duizend medici.
Toelatingen vóór 2005
Een groot deel van hen studeerde als arts af en vond werk. In 2000 studeerden de eerste zeventig buitenlandse artsen af, die in 1996 waren toegelaten. Op één na vonden zij allen een baan. Tussen 2000 en 2004 behaalden 191 buitenlandse artsen hun bul. Van de 69 die reageerden op een enquête van Herfs, haden er 65 binnen drie maanden een baan gevonden.
Studieproblemen
Herfs bestudeerde ook de studieproblemen van 99 buitenlandse artsen aan vijf medische faculteiten die in 2002 en 2005 met hun studie zijn begonnen. 61 hadden geen problemen, de andere 38 hadden een taalachterstand en tekortschietende medische kennis en vaardigheden. (ANP)