Zorgaanbieders die samenwerken om de zorgketen te verbeteren hebben niets te vrezen van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Dat laat NMa-bestuurder Henk Don weten in reactie op een recent onderzoek naar knelpunten in de mededingingswet.
‘Verkeerd beeld’
In het bedoelde onderzoek constateert Frieslab dat de huidige mededingingswet te complex en onvoldoende helder is en daarmee de samenwerking tussen zorgaanbieders afremt. Volgens Don dreigt door onderzoek als van Frieslab “een verkeerd beeld van de Mededingingswet te ontstaan”. “De NMa juicht samenwerking tussen zorgaanbieders juist toe”, aldus Don. De NMa doelt dan met name op samenwerking tussen aanbieders die in verschillende disciplines actief zijn. Zij leveren wat de NMa betreft ketenzorg in zuivere zin.
Beperking
“Wij worden alert als zorgaanbieders binnen eenzelfde discipline met elkaar gaan samenwerken, en de keten dus niet langer maar dikker wordt”, aldus Don. “Mogelijk wordt de patiënt dan beperkt in zijn keuzevrijheid, wat er weer toe kan leiden dat zorgaanbieders minder hun best doen om zich bijvoorbeeld klantvriendelijk en servicegericht op te stellen.” Toch zijn er wat de NMa betreft ook omstandigheden waarin beperking van de keuzevrijheid gerechtvaardigd is, mits hier hogere kwaliteit of een lagere prijs tegenover staan. Bij ontbreken van deze noodzakelijke grond voor samenwerking moeten zorgaanbieders zichzelf van de NMa vooral de vraag stellen of het eigenlijk niet met minder zorgaanbieders uit eenzelfde discipline kan.
Ondernemerschap
De NMa kan en wil naar eigen zeggen geen goedkeuring vooraf geven aan een bepaalde organisatievorm. Als verklaring stelt de NMa dat de mededingingswet niet zo zeer kijkt naar organisatievormen, als wel naar concrete gevolgen voor patiënten en verzekerden. Die gevolgen kunnen door de tijd heen veranderen. “Bovendien willen we juist ruimte geven aan ondernemerschap en de ontwikkeling van mogelijke nieuwe organisatievormen”, aldus Don. “Ik ben een groot voorstander van innovatie. Ik zou zeggen: laat zorginstellingen vooral hun best doen om nieuwe organisatievormen te vinden die nog beter zijn voor de patiënt.”