Eén op de drie patiënten bij wie de hartkamers niet gelijktijdig samen trekken krijgt een pacemaker zonder dat deze effect heeft. Dat stellen cardiologen en onderzoekers van Maastricht UMC+/Universiteit Maastricht.
Jaarlijks krijgen duizenden mensen te maken met hartfalen. Bij een kwart van hen knijpen de linker- en de rechter hartkamer niet meer gelijktijdig samen. Om dit te verhelpen wordt vaak een pacemaker geplaatst. Hoewel bewezen is dat deze resynchronisatie-therapie de klachten van hartfalen doet afnemen en de overleving verbetert, heeft de behandeling bij een derde van de patiënten momenteel geen effect, terwijl de ingreep zo’n 25.000 euro kost, zo stellen de onderzoekers.
In het toonaangevende wetenschappelijk tijdschrift Nature Reviews in Cardiology pleiten ze daarom voor eenduidige richtlijnen voor resynchronisatie-therapie. “Ieder ziekenhuis doet het nu op een andere manier”, stelt de Maastrichtse cardioloog Kevin Vernooy.
Individuele verschillen
Om het effect van ingreep te optimaliseren moet onder meer beter gekeken worden naar individuele situaties. “Het is ook belangrijk dat de pacemakerdraden op de juiste plek in het hart worden geplaatst en dat kan per individu verschillen”, aldus Vernooy. “Als die draadjes bijvoorbeeld in een gebied van een hartinfarct worden gelegd, dan wordt de kans dat de patiënt zich beter zal gaan voelen aanzienlijk kleiner.” Ook het afstellen van de pacemaker is afhankelijk van de persoon.
Daling
Volgens Vernooy leveren scherpere richtlijnen zowel een kostenbesparig als gezondheidswinst op. “Bij veel van onze aanbevelingen maken we gebruik van bestaande middelen, daardoor hoeven de kosten van de gezondheidszorg dus niet te stijgen. Door de gezondheidswinst voor de patiënt en een daling van het aantal ziekenhuisopnames kunnen zelfs kosten worden bespaard.”