De praktijkondersteuner (POH) in de eerstelijnszorg kan een spil zijn in de zorg voor thuiswonende patiënten zoals kwetsbare ouderen. Maar er zijn meer structurele samenwerkingsverbanden buiten de huisartsenpraktijk nodig. Daarvoor is niet altijd ruimte, vinden de POH’s, die kampen met steeds grotere tijdsdruk.
Dat blijkt uit het rapport ‘Het organiseren van langdurige zorg en ondersteuning voor thuiswonende patiënten’ dat NIVEL onlangs publiceerde. NIVEL deed vorig jaar onderzoek onder POH’s door middel van vragenlijsten en focusgroepen. Aan het onderzoek deden zowel praktijkondersteuners somatiek en ouderenzorg als ggz mee.
Werkbelasting
De POH’s ervaren dat sinds de invoering van de Hervorming Langdurige Zorg hun werkbelasting is toegenomen en hun takenpakket veranderd. Dit komt omdat er steeds meer kwetsbare ouderen – die vroeger naar een verpleeghuis zouden gaan – nu thuis blijven wonen. Daarnaast zijn steeds meer mantelzorgers overbelast.
Tijdsdruk
De POH’s geven aan te willen samenwerken met een breed scala aan professionals van buiten de huisartsenpraktijk. De wijkverpleging is voor nagenoeg elke praktijkondersteuner een samenwerkingspartner. Daarnaast werken zij regelmatig samen met andere zorgprofessionals, sociale wijkteams, gemeenten en welzijnsorganisaties. De meeste contacten zijn ad hoc, wanneer afstemming nodig is bij een bepaalde patiënt. Ruim de helft van de praktijkondersteuners participeert ook in structureel overleg, zoals een multidisciplinair overleg (MDO) met professionals buiten de eigen huisartsenpraktijk. Maar het grootste knelpunt hierin is tijd, maar ook onduidelijkheid over wie waarvoor verantwoordelijk is, wie aanspreekpunt is en hoe de financiering verloopt (via Wlz, Zw of Wmo).